Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- licht:
- Licht:
- Wiktionary:
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- licht:
-
lichten:
- Lichten
- leuchten; aufleuchten; blitzen; entnehmen; herausziehen; herauslösen; nach oben ziehen; entfernen; wegtun; vertreiben; wegschaffen; beseitigen; fortschaffen; fortbringen; tagen; dämmern; aufheben; hochziehen; erheben; ausheben; hinaufbringen; heben; anheben; emporheben; hochheben; hochnehmen; Briefkasten leeren
-
Wiktionary:
- licht → Licht, Lichtquelle
- licht → hell, leicht
- licht → Licht, Lichtquelle, Erleuchtung, hell, erleuchtet, leicht, klar, anschaulich, bestimmt, deutlich, licht, lichtvoll, schwach, flau, gelinde, gering, klein, oberflächlich, flach
- lichten → anstrahlen, beleuchten, leuchten, funkeln, flackern
Duits
Uitgebreide vertaling voor Licht (Duits) in het Nederlands
licht:
-
licht (anspruchslos; leicht; gering; gewöhnlich; gemütlich; glatt; gelinde; mühelos; einfältig; gefügig; gemächlich; geistesschwach; einfach)
-
licht (mühelos; ungezwungen; einfach; gemächlich; harmlos; gewöhnlich; glatt; einfältig; gefügig; zwanglos; simpel; ungekünstelt; imHandumdrehen; leicht; sanft; schlicht; gelinde; anspruchslos; kindisch; formlos)
moeiteloos; zonder moeite; in een handomdraai; vanzelf-
moeiteloos bijvoeglijk naamwoord
-
zonder moeite bijvoeglijk naamwoord
-
in een handomdraai bijvoeglijk naamwoord
-
vanzelf bijwoord
-
-
licht (luminös; leuchtend; klar; hell)
Vertaal Matrix voor licht:
Licht:
Vertaal Matrix voor Licht:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
oog orgaan | Auge; Auglein; Licht; Äugelchen; Äuglein | |
oogje | Auge; Auglein; Licht; Äugelchen; Äuglein |
Synoniemen voor "Licht":
Wiktionary: Licht
Verwante vertalingen van Licht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor Licht (Nederlands) in het Duits
licht:
-
licht (lichtwegend)
licht; leicht; gering; gewöhnlich; gemütlich; glatt; gelinde; mühelos; anspruchslos; einfältig; gefügig; gemächlich; geistesschwach; einfach-
licht bijvoeglijk naamwoord
-
leicht bijvoeglijk naamwoord
-
gering bijvoeglijk naamwoord
-
gewöhnlich bijvoeglijk naamwoord
-
gemütlich bijvoeglijk naamwoord
-
glatt bijvoeglijk naamwoord
-
gelinde bijvoeglijk naamwoord
-
mühelos bijvoeglijk naamwoord
-
anspruchslos bijvoeglijk naamwoord
-
einfältig bijvoeglijk naamwoord
-
gefügig bijvoeglijk naamwoord
-
gemächlich bijvoeglijk naamwoord
-
geistesschwach bijvoeglijk naamwoord
-
einfach bijvoeglijk naamwoord
-
-
licht (niet moeilijk; eenvoudig; gemakkelijk; makkelijk; simpel)
einfach; leicht; simpel; mühelos; imHandumdrehen; stumpfsinnig; dumm; anspruchslos; nicht schwer; glatt; schlicht; stumpf; geistlos; albern; kindisch; bei weitem-
einfach bijvoeglijk naamwoord
-
leicht bijvoeglijk naamwoord
-
simpel bijvoeglijk naamwoord
-
mühelos bijvoeglijk naamwoord
-
imHandumdrehen bijvoeglijk naamwoord
-
stumpfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
dumm bijvoeglijk naamwoord
-
anspruchslos bijvoeglijk naamwoord
-
nicht schwer bijvoeglijk naamwoord
-
glatt bijvoeglijk naamwoord
-
schlicht bijvoeglijk naamwoord
-
stumpf bijvoeglijk naamwoord
-
geistlos bijvoeglijk naamwoord
-
albern bijvoeglijk naamwoord
-
kindisch bijvoeglijk naamwoord
-
bei weitem bijvoeglijk naamwoord
-
-
licht (niet donker)
Vertaal Matrix voor licht:
Verwante woorden van "licht":
Antoniemen van "licht":
Verwante definities voor "licht":
Wiktionary: licht
licht
Cross Translation:
noun
licht
-
Elektromagnetische golven
- licht → Licht
-
lichtbron
- licht → Lichtquelle
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• licht | → Licht | ↔ light — electromagnetic wave |
• licht | → Licht; Lichtquelle | ↔ light — source of light |
• licht | → Erleuchtung | ↔ light — spiritual truth |
• licht | → hell; erleuchtet | ↔ light — having light |
• licht | → hell | ↔ light — pale in colour |
• licht | → leicht | ↔ light — of low weight |
• licht | → leicht | ↔ light — low in fat, calories, alcohol, salt, etc. |
• licht | → klar; hell; anschaulich; bestimmt; deutlich; licht; lichtvoll | ↔ clair — Qui a l’éclat du jour, de la lumière. |
• licht | → schwach; flau; gelinde | ↔ faible — personne qui manquer de puissance, de ressources. |
• licht | → hell | ↔ lumineux — Qui a, qui jette de la lumière. |
• licht | → Licht | ↔ lumière — physique|fr radiation électromagnétique qui peut produire une sensation visuelle. |
• licht | → leicht; gering; klein | ↔ léger — Dont le poids est faible, qui ne pèse guère. |
• licht | → oberflächlich; flach | ↔ superficiel — Qui n’intéresser que la superficie, qui est uniquement en surface. |
Licht vorm van lichten:
-
lichten (bliksemen; weerlichten)
leuchten; aufleuchten; blitzen-
aufleuchten werkwoord (leuchte auf, leuchtest auf, leuchtet auf, leuchtete auf, leuchtetet auf, aufgeleuchtet)
-
lichten (naar boven trekken; omhoog trekken; omhoog rukken)
entnehmen; herausziehen; herauslösen; nach oben ziehen-
herausziehen werkwoord (ziehe heraus, ziehst heraus, zieht heraus, zog heraus, zogt heraus, herausgezogen)
-
nach oben ziehen werkwoord
-
lichten (verwijderen; afnemen; ecarteren; weghalen; verplaatsen; wegnemen; wegdoen; wegbrengen; afzonderen; vervreemden; wegwerken)
entfernen; wegtun; vertreiben; wegschaffen; beseitigen; fortschaffen; fortbringen-
wegschaffen werkwoord (schaffe weg, schaffst weg, schafft weg, schaffte weg, schafftet weg, weggeschafft)
-
fortschaffen werkwoord (schaffe fort, schaffst fort, schafft fort, schaffte fort, schafftet fort, fortgeschafft)
-
fortbringen werkwoord (bringe fort, bringst fort, bringt fort, brachte fort, brachtet fort, fortgebracht)
-
lichten (flitsen; oplichten)
blitzen; aufleuchten-
aufleuchten werkwoord (leuchte auf, leuchtest auf, leuchtet auf, leuchtete auf, leuchtetet auf, aufgeleuchtet)
-
lichten (licht worden)
-
lichten (optillen; opheffen; heffen; tillen; omhoog brengen; omhoogheffen)
aufheben; hochziehen; erheben; ausheben; hinaufbringen; heben; anheben; emporheben; hochheben; hochnehmen-
hinaufbringen werkwoord (bringe hinauf, bringst hinauf, bringt hinauf, brachte hinauf, brachtet hinauf, hinaufgebracht)
-
lichten (buslichten)
Briefkasten leeren-
Briefkasten leeren werkwoord
-
Conjugations for lichten:
o.t.t.
- licht
- licht
- licht
- lichten
- lichten
- lichten
o.v.t.
- lichtte
- lichtte
- lichtte
- lichtten
- lichtten
- lichtten
v.t.t.
- heb gelicht
- hebt gelicht
- heeft gelicht
- hebben gelicht
- hebben gelicht
- hebben gelicht
v.v.t.
- had gelicht
- had gelicht
- had gelicht
- hadden gelicht
- hadden gelicht
- hadden gelicht
o.t.t.t.
- zal lichten
- zult lichten
- zal lichten
- zullen lichten
- zullen lichten
- zullen lichten
o.v.t.t.
- zou lichten
- zou lichten
- zou lichten
- zouden lichten
- zouden lichten
- zouden lichten
en verder
- is gelicht
- zijn gelicht
diversen
- licht!
- licht!
- gelicht
- lichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor lichten:
Wiktionary: lichten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lichten | → anstrahlen; beleuchten | ↔ light — to illuminate |
• lichten | → leuchten | ↔ luire — émettre de la lumière. |
• lichten | → funkeln; flackern | ↔ scintiller — briller, jeter des éclats par intermittence. |