Duits

Uitgebreide vertaling voor abschneiden (Duits) in het Nederlands

abschneiden:

abschneiden werkwoord (schneide ab, schneidest ab, schneidet ab, schnitt ab, schnittet ab, abgeschnitten)

  1. abschneiden (schneiden)
    snijden; afsnijden
    • snijden werkwoord (snijd, snijdt, sneed, sneden, gesneden)
    • afsnijden werkwoord (snijd af, snijdt af, sneed af, sneden af, afgesneden)
  2. abschneiden (schneiden)
    knippen; couperen; afknippen
    • knippen werkwoord (knip, knipt, knipte, knipten, geknipt)
    • couperen werkwoord (coupeer, coupeert, coupeerde, coupeerden, gecoupeerd)
    • afknippen werkwoord (knip af, knipt af, knipte af, knipten af, afgeknipt)
  3. abschneiden
    bijknippen; een beetje knippen

Conjugations for abschneiden:

Präsens
  1. schneide ab
  2. schneidest ab
  3. schneidet ab
  4. schneiden ab
  5. schneidet ab
  6. schneiden ab
Imperfekt
  1. schnitt ab
  2. schnittest ab
  3. schnitt ab
  4. schnitten ab
  5. schnittet ab
  6. schnitten ab
Perfekt
  1. habe abgeschnitten
  2. hast abgeschnitten
  3. hat abgeschnitten
  4. haben abgeschnitten
  5. habt abgeschnitten
  6. haben abgeschnitten
1. Konjunktiv [1]
  1. schneide ab
  2. schneidest ab
  3. schneide ab
  4. schneiden ab
  5. schneidet ab
  6. schneiden ab
2. Konjunktiv
  1. schnitte ab
  2. schnittest ab
  3. schnitte ab
  4. schnitten ab
  5. schnittet ab
  6. schnitten ab
Futur 1
  1. werde abschneiden
  2. wirst abschneiden
  3. wird abschneiden
  4. werden abschneiden
  5. werdet abschneiden
  6. werden abschneiden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde abschneiden
  2. würdest abschneiden
  3. würde abschneiden
  4. würden abschneiden
  5. würdet abschneiden
  6. würden abschneiden
Diverses
  1. schneid ab!
  2. schneidet ab!
  3. schneiden Sie ab!
  4. abgeschnitten
  5. abschneidend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor abschneiden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afknippen Abknipsen; Abschneiden; Abtrennen
afsnijden Abschpalten; Absondern; Abtrennen
couperen Kupieren
knippen Schnappschlösser; Schnappverschlüsse
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afknippen abschneiden; schneiden
afsnijden abschneiden; schneiden
bijknippen abschneiden
couperen abschneiden; schneiden
een beetje knippen abschneiden
knippen abschneiden; schneiden abkürzen; ausschneiden; beschneiden; einschneiden; knipsen; kürzen; schneiden; zuschneiden
snijden abschneiden; schneiden

Synoniemen voor "abschneiden":


Wiktionary: abschneiden

abschneiden
verb
  1. ergens een stuk vanaf halen

Cross Translation:
FromToVia
abschneiden afsnijden; knippen shear — to cut
abschneiden afzetten; amputeren; wegsnijden amputer — chir|fr enlever, à l’aide d’instruments tranchants, un membre, une partie du corps.
abschneiden knippen; scheren; snoeien découpercouper par morceaux une pièce de viande ou détacher un à un les membres d’une pièce de volaille, de gibier.
abschneiden aftrekken; afnemen; afpakken; weghalen; wegnemen; afsnijden; afsteken; afhalen; rissen; ritsen; aftellen; inhouden; korten retrancher — Traductions à vérifier et à trier
abschneiden knippen; scheren; snoeien; maaien tondrecouper à ras la laine ou le poil des bêtes.

Abschneiden:

Abschneiden [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abschneiden (Abknipsen; Abtrennen)
    afknippen

Vertaal Matrix voor Abschneiden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afknippen Abknipsen; Abschneiden; Abtrennen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afknippen abschneiden; schneiden

Synoniemen voor "Abschneiden":