Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Zähler

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Zähler

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Zahler:
- betaler
Zähler:
- bezoekersteller
Wiktionary:
- Zähler → teller
- Zähler → teller
- Zahler → betaler

Duits

Uitgebreide vertaling voor Zähler (Duits) in het Nederlands

Zahler:

Zahler [der ~] zelfstandig naamwoord

der Zahler (Einzahler)
de betaler
- betaler [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zahler:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
betaler	Einzahler; Zahler

Wiktionary: Zahler

Zahler

noun

iemand die betaalt
- betaler → Zahler

Zähler:

Zähler zelfstandig naamwoord

Zähler (Besucherzähler)
bezoekersteller
- bezoekersteller

Vertaal Matrix voor Zähler:

Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bezoekersteller	Besucherzähler; Zähler

Synoniemen voor "Zähler":

Punkt

Wiktionary: Zähler

Zähler

noun

Mathematik: im Bruch die Zahl über dem Bruchstrich
- Zähler → teller
Person, die etwas zählt
- Zähler → teller
Gerät, das etwas zählt
- Zähler → teller

Zähler

noun

het getal boven de streep van een breuk
- teller → Zähler

Cross Translation:

From	To	Via
• Zähler	→ teller	↔ numerator — in a fraction