Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Stoß

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Stoß

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Stoß:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Stoß (Duits) in het Nederlands

Stoß:

Stoß [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Stoß (leichter Stoß; Schlag; Puff; )
    de stoot; de zet; de por; het duwtje; de duw; het stootje
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • por [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • duwtje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • duw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stootje [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Stoß (erschütternde Bewegung; Ruck)
    de schok; schokkende beweging; de stoot; de hort
    • schok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schokkende beweging [znw.] zelfstandig naamwoord
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hort [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. der Stoß (Klaps; Hau)
    de klap; harde slag
    • klap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • harde slag [znw.] zelfstandig naamwoord
  4. der Stoß (Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge)
    de accumulatie; de opeenhoping; de stapel; de ophoping; de hoop; de opeenstapeling
  5. der Stoß (Knall; Krach; Schlag; Bums)
    de bons; de pof
    • bons [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord, mv.
    • pof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. der Stoß (Fußtritt)
    de voetbeweging; de schop
    • voetbeweging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • schop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    de trap
    – harde stoot met je voet 1
    • trap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • hij gaf een trap tegen de bal1
  7. der Stoß (Zusammenstoß)
    de botsing; opeen knallen
  8. der Stoß (Streit; Konflikt; Krach; )
    het conflict; de onenigheid; de ruzie; de botsing; de twist
    • conflict [het ~] zelfstandig naamwoord
    • onenigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ruzie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • botsing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • twist [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  9. der Stoß (Stapel; Haufen; Ansammlung; )
    de hoop; de stapel; de opeenstapeling; de opstapeling
  10. der Stoß (Lage)
    de zwemslag
    • zwemslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Stoß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accumulatie Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stoß Ansammlung; Haufen; Häufung; Menge; Zusammenrottung
bons Bums; Knall; Krach; Schlag; Stoß
botsing Anprall; Auseinandersetzung; Balgerei; Diskussion; Fehde; Gefecht; Kampf; Kollision; Konflikt; Krach; Kämpfe; Meinungsverschiedenheit; Schlägerei; Spektakel; Stoß; Streit; Streitgespräch; Streitigkeit; Twist; Uneinigkeit; Wortwechsel; Zank; Zusammenstoß; Zwietracht Kollision; Zusammenstoß
conflict Anprall; Auseinandersetzung; Balgerei; Diskussion; Fehde; Gefecht; Kampf; Kollision; Konflikt; Krach; Kämpfe; Meinungsverschiedenheit; Schlägerei; Spektakel; Stoß; Streit; Streitgespräch; Streitigkeit; Twist; Uneinigkeit; Wortwechsel; Zank; Zusammenstoß; Zwietracht Konflikt; Uneinigkeit; Zwiedracht; Zwiespalt; Zwiespältigkeit; Zwietracht; Zwieträchte
duw Anprall; Anstoß; Bums; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß
duwtje Anprall; Anstoß; Bums; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß
harde slag Hau; Klaps; Stoß
hoop Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stapel; Stoß Anhäufung; Ansammlung; Aufhäufung; Berg; Erwarten; Erwartung; Haufen; Horde; Klumpen; Kot; Masse; Menge; Schar; Scheiße; Stapel; Truppe; Zusammenrottung; große Masse
hort Ruck; Stoß; erschütternde Bewegung
klap Hau; Klaps; Stoß Anschwärzung; Bums; Einkalkulierung; Fall; Geklatsch; Geplauder; Gequassel; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Hieb; Klaps; Klatsch; Klatscherei; Knall; Krach; Lästerrede; Lästerung; Maulschelle; Ohrfeige; Plauderei; Plumps; Puff; Schlag; Schuß; Tratsch; Verleumdung; Wäscherei; leichter Schlag
onenigheid Anprall; Auseinandersetzung; Balgerei; Diskussion; Fehde; Gefecht; Kampf; Kollision; Konflikt; Krach; Kämpfe; Meinungsverschiedenheit; Schlägerei; Spektakel; Stoß; Streit; Streitgespräch; Streitigkeit; Twist; Uneinigkeit; Wortwechsel; Zank; Zusammenstoß; Zwietracht Auseinandersetzung; Differenz; Erörterung; Meinungsverschiedenheit; Streit; Streitgespräch; Streitigkeit; Twist; Uneinigkeit; Unfriede; Wortwechsel; Zank; Zwiedracht; Zwiespalt; Zwiespältigkeit; Zwietracht; Zwieträchte
opeen knallen Stoß; Zusammenstoß
opeenhoping Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stoß Agglomoration; Anhäufung; Ansammlung; Aufhäufung; Haufen; Häufung; Menge
opeenstapeling Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stapel; Stoß
ophoping Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stoß Ansammlung; Haufen; Häufung; Menge
opstapeling Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stapel; Stoß
pof Bums; Knall; Krach; Schlag; Stoß
por Anprall; Anstoß; Bums; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß
ruzie Anprall; Auseinandersetzung; Balgerei; Diskussion; Fehde; Gefecht; Kampf; Kollision; Konflikt; Krach; Kämpfe; Meinungsverschiedenheit; Schlägerei; Spektakel; Stoß; Streit; Streitgespräch; Streitigkeit; Twist; Uneinigkeit; Wortwechsel; Zank; Zusammenstoß; Zwietracht Auseinandersetzung; Differenz; Konflikt; Meinungsverschiedenheit; Streit; Streitgespräch; Streitigkeit; Twist; Uneinigkeit; Wortstreit; Wortwechsel; Zwietracht
schok Ruck; Stoß; erschütternde Bewegung
schokkende beweging Ruck; Stoß; erschütternde Bewegung
schop Fußtritt; Stoß Spaten
stapel Ansammlung; Haufen; Häufung; Masse; Menge; Stapel; Stoß Kartenstapel; Stapel
stoot Anprall; Anstoß; Bums; Puff; Ruck; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; erschütternde Bewegung; leichter Stoß Bums; Hieb; Klaps; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Schlag
stootje Anprall; Anstoß; Bums; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß
trap Fußtritt; Stoß Abschnitt; Abtritt; Aufgang; Eingangstreppe; Fußtritt; Sprosse; Trap; Treppe; Treppenlauf
twist Anprall; Auseinandersetzung; Balgerei; Diskussion; Fehde; Gefecht; Kampf; Kollision; Konflikt; Krach; Kämpfe; Meinungsverschiedenheit; Schlägerei; Spektakel; Stoß; Streit; Streitgespräch; Streitigkeit; Twist; Uneinigkeit; Wortwechsel; Zank; Zusammenstoß; Zwietracht Auseinandersetzung; Differenz; Konflikt; Meinungsverschiedenheit; Schlinge; Streit; Streitgespräch; Streitigkeit; Twist; Uneinigkeit; Verdrehung; Verschlingung; Wortstreit; Wortwechsel; Zank; Zwiedracht; Zwiespalt; Zwiespältigkeit; Zwietracht; Zwieträchte
voetbeweging Fußtritt; Stoß
zet Anprall; Anstoß; Bums; Puff; Schlag; Stoß; Zusammenstoß; leichter Stoß Manöver; Schachzug; Spielzug; Zug
zwemslag Lage; Stoß
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
botsing Anprall

Synoniemen voor "Stoß":


Wiktionary: Stoß

Stoß
noun
  1. een zet, een stoot
  2. een plotsklapse en hevige beweging
Cross Translation:
FromToVia
• Stoß → botsing ↔ bump — a light blow or jolting collision
• Stoß → stoot; slag ↔ hit — blow, punch
• Stoß → stapel ↔ pile — heap
• Stoß → duw ↔ push — short, directed application of force; act of pushing
• Stoß → aanslag; steunmuur; obstakel ↔ butée — dispositif servant à délimiter la course d’une pièce mobile.
• Stoß → steunmuur; versterkingsbalk ↔ contrefort — Mur servant d’appui à un autre
• Stoß → steunmuur ↔ culée — (architecture) Massif de maçonnerie qui soutient, dans leur poussée, les voûtes des dernières arches d’un pont. Élément statique en béton ou en métal, destiné à recevoir l’extrémité du tablier d’un pont ou d’un viaduc.
• Stoß → steunmuur ↔ pied-droit — (architecture) chacun des montants verticaux qui supporter la naissance d’une voûte, d’une arcade ; chacun des jambages d’une porte, d’une fenêtre.
• Stoß → steunmuur ↔ épaulement — mur qui soutenir une masse de terre.

Verwante vertalingen van Stoß







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0530 seconde
Page rendered in 1.0 seconds