Hersteller: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Hersteller:
- fabrikant; producent; vervaardiger; auteur; maker; schepper; voortbrenger; producer; samensteller
Wiktionary:
- Hersteller → producent, fabrikant
- Hersteller → maker, fabrikant, producent

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

Duits

Uitgebreide vertaling voor Hersteller (Duits) in het Nederlands

der Hersteller (Fabrikant; Produzent; Darsteller; Erzeuger; Fabrikbesitzer; Hervorbringer)
de fabrikant; de producent; de vervaardiger
- fabrikant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- producent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- vervaardiger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Hersteller (Entwerfer; Autor; Schöpfer; Urheber; Erzeuger; Gestalter; Erbauer)
de auteur; de maker; de schepper; de voortbrenger
- auteur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- maker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- schepper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- voortbrenger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Hersteller (Produzent; Erzeuger)
de producer; de producent
- producer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- producent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Hersteller (Verfasser)
de samensteller
- samensteller [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
auteur	Autor; Entwerfer; Erbauer; Erzeuger; Gestalter; Hersteller; Schöpfer; Urheber	Autor; Autorin; Dichter; Dichterin; Ersteller; Poet; Schreiber; Schriftsteller; Schriftstellerin; Verfasser
fabrikant	Darsteller; Erzeuger; Fabrikant; Fabrikbesitzer; Hersteller; Hervorbringer; Produzent
maker	Autor; Entwerfer; Erbauer; Erzeuger; Gestalter; Hersteller; Schöpfer; Urheber	Autor; Entwerfer; Erbauer; Erfinder; Gestalter; Gott; Komponist; Schöpfer
producent	Darsteller; Erzeuger; Fabrikant; Fabrikbesitzer; Hersteller; Hervorbringer; Produzent
producer	Erzeuger; Hersteller; Produzent
samensteller	Hersteller; Verfasser
schepper	Autor; Entwerfer; Erbauer; Erzeuger; Gestalter; Hersteller; Schöpfer; Urheber	Autor; Entwerfer; Erbauer; Gestalter; Gott; Komponist; Schöpfer; Wasserkanne
vervaardiger	Darsteller; Erzeuger; Fabrikant; Fabrikbesitzer; Hersteller; Hervorbringer; Produzent
voortbrenger	Autor; Entwerfer; Erbauer; Erzeuger; Gestalter; Hersteller; Schöpfer; Urheber

Hersteller

noun

das Unternehmen, das einen bestimmten Artikel herstellt (produziert)
- Hersteller → producent; fabrikant

Cross Translation:

From	To	Via
• Hersteller	→ maker	↔ maker — one who makes
• Hersteller	→ fabrikant	↔ manufacturer — one who manufactures
• Hersteller	→ producent	↔ producer — in economics
• Hersteller	→ fabrikant	↔ fabricant — industriel ou artisan qui fabriquer ou qui faire fabriquer.

Nederlands

de hersteller (reparateur)
der Reparateur; der Mechaniker; der Wiederhersteller
- Reparateur [der ~] zelfstandig naamwoord
- Mechaniker [der ~] zelfstandig naamwoord
- Wiederhersteller [der ~] zelfstandig naamwoord
de hersteller (lapper)
der Putzer
- Putzer [der ~] zelfstandig naamwoord