Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. wacker:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor wacker (Duits) in het Nederlands

wacker:

wacker bijvoeglijk naamwoord

  1. wacker (aufgeweckt; wach; lebhaft; )
    alert; wakker; oplettend; uitgeslapen

Vertaal Matrix voor wacker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wakker Hüter; Wächter
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alert aufgeweckt; lebendig; lebhaft; munter; quick; wach; wacker aufmerksam; bedacht; bedachtsam; behutsam; besonnen; umsichtig; vorsichtig; wachsam
oplettend aufgeweckt; lebendig; lebhaft; munter; quick; wach; wacker andächtig; aufmerksam; wachsam
uitgeslapen aufgeweckt; lebendig; lebhaft; munter; quick; wach; wacker abgehärtet; aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; flink; flott; gehärtet; geistreich; gerieben; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; gewieft; gewiegt; geübt; hinterlistig; intelligent; klug; listig; nett; pfiffig; routiniert; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; spitzfindig; witzig
wakker aufgeweckt; lebendig; lebhaft; munter; quick; wach; wacker aufgeweckt; ausgelassen; begeistert; flott; fröhlich; heiter; lebhaft; lustig; munter; quick; schlagfertig
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
alert Benachrichtigung; Warnung

Synoniemen voor "wacker":


Wiktionary: wacker


Cross Translation:
FromToVia
wacker dapper; eerlijk; vriendelijk; braaf bravecourageux ; vaillant
wacker boud; dapper; kloek; koen; moedig; eerlijk; vriendelijk; braaf vaillant — Qui a de la vaillance, qui est courageux.