Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
eingehend:
- diepgaand; grondig; degelijk; totaal; volkomen; diepgravend; niet oppervlakkig; helemaal; accuraat; zorgvuldig; precies; secuur; stipt; net; krachtdadig; doortastend; drastisch; sterk; ferm; krachtig; uitgewerkt; in details; zeer ergerlijk; godgeklaagd; hemeltergend; ten hemel schreiend; gedetailleerd; nauwkeurig; minutieus; nauwgezet
- eingehen:
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor eingehend (Duits) in het Nederlands
eingehend:
-
eingehend (tiefgehend; gründlich; weise; tief; grundlegend; tiefsinnig; gedankenvoll; einschneidend; tiefschürfend)
diepgaand; grondig; degelijk; totaal; volkomen; diepgravend; niet oppervlakkig; helemaal-
diepgaand bijvoeglijk naamwoord
-
grondig bijvoeglijk naamwoord
-
degelijk bijvoeglijk naamwoord
-
totaal bijvoeglijk naamwoord
-
volkomen bijvoeglijk naamwoord
-
diepgravend bijvoeglijk naamwoord
-
niet oppervlakkig bijvoeglijk naamwoord
-
helemaal bijwoord
-
-
eingehend (akkurat; genau; pünktlich; sorgfältig; sicher; eigen; gewissenhaft)
-
eingehend (durchgreifend; kraftvoll; kräftig; forsch; entschlossen; drastisch; entschieden; energisch; tatkräftig)
krachtdadig; doortastend; drastisch; sterk; ferm; krachtig-
krachtdadig bijvoeglijk naamwoord
-
doortastend bijvoeglijk naamwoord
-
drastisch bijvoeglijk naamwoord
-
sterk bijvoeglijk naamwoord
-
ferm bijvoeglijk naamwoord
-
krachtig bijvoeglijk naamwoord
-
-
eingehend (sorgfältig; gründlich; sorgsam)
-
eingehend (detailliert; ausgearbeitet; ausführlich; umfangreich; groß; weit; aufwendig; dick; ausgedehnt; langstielig; weitgehend; großzügig; umständlich; weitschweifig; vielumfassend; hell; stark; breit; reichlich; geräumig; weitläufig; schwerfällig; gedehnt; behäbig; extensiv; haarklein)
-
eingehend (himmelschreiend; schaudererregend; freudlos; furchtbar; grob; grausam; fürchterlich; elend; betrübt; gräßlich; einschneidend; empörend; schauderhaft; infam; grauenerregend)
zeer ergerlijk; godgeklaagd; hemeltergend; ten hemel schreiend-
zeer ergerlijk bijvoeglijk naamwoord
-
godgeklaagd bijvoeglijk naamwoord
-
hemeltergend bijvoeglijk naamwoord
-
ten hemel schreiend bijvoeglijk naamwoord
-
-
eingehend (gewissenhaft; detailliert; sorgfältig; gründlich; genau; ausführlich; strikt; minuziös; peinlichgenau; haarklein; haargenau; korrekt; akkurat; haarscharf; haarfein)
gedetailleerd; nauwkeurig; precies; minutieus; secuur; zorgvuldig; accuraat; nauwgezet-
gedetailleerd bijvoeglijk naamwoord
-
nauwkeurig bijvoeglijk naamwoord
-
precies bijvoeglijk naamwoord
-
minutieus bijvoeglijk naamwoord
-
secuur bijvoeglijk naamwoord
-
zorgvuldig bijvoeglijk naamwoord
-
accuraat bijvoeglijk naamwoord
-
nauwgezet bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor eingehend:
Synoniemen voor "eingehend":
Wiktionary: eingehend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• eingehend | → diepgravend; gedegen | ↔ in-depth — thorough, comprehensive |
eingehen:
-
eingehen (eintreten; einkommen; hereinkommen; einsteigen; hineingehen; hinzukommen; eindringen; einlaufen; inKrafttreten; einlassen; einfahren; steuern; hineinlaufen; hereinlaufen; hereinkriegen)
-
eingehen (gewähren; lassen; hinterlassen; zulassen; erlauben; gutheißen; leiden; ewähren; zustimmen; vergönnen; gestatten; einwilligen; genehmigen; hereinlassen; entschuldigen; dulden; bewilligen; beipflichten; einlassen; gönnen; vorlassen; entbinden; freilassen; hineinlassen)
-
eingehen (sterben; aussterben; absterben; hingehen; erlöschen; verscheiden; versterben)
-
eingehen (absterben; sterben)
-
eingehen
besterven van angst-
besterven van angst werkwoord
-
Conjugations for eingehen:
Präsens
- gehe ein
- gehst ein
- geht ein
- gehen ein
- geht ein
- gehen ein
Imperfekt
- ging ein
- gingst ein
- ging ein
- gingen ein
- ginget ein
- gingen ein
Perfekt
- bin eingegangen
- bist eingegangen
- ist eingegangen
- sind eingegangen
- seid eingegangen
- sind eingegangen
1. Konjunktiv [1]
- gehe ein
- gehest ein
- gehe ein
- gehen ein
- gehet ein
- gehen ein
2. Konjunktiv
- ginge ein
- gingest ein
- ginge ein
- gingen ein
- ginget ein
- gingen ein
Futur 1
- werde eingehen
- wirst eingehen
- wird eingehen
- werden eingehen
- werdet eingehen
- werden eingehen
1. Konjunktiv [2]
- würde eingehen
- würdest eingehen
- würde eingehen
- würden eingehen
- würdet eingehen
- würden eingehen
Diverses
- geh ein!
- geht ein!
- gehen Sie ein!
- eingegangen
- eingehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie