Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: abwehren

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: abwehren

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. abwehren:
  2. Abwehren:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor abwehren (Duits) in het Nederlands

abwehren:

abwehren werkwoord (wehre ab, wehrst ab, wehrt ab, wehrte ab, wehrtet ab, abgewehrt)

  1. abwehren (sich widersetzen; wehren; sich wehren; sich sträuben)
    verzetten; protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen
    • verzetten werkwoord (verzet, verzette, verzetten, verzet)
    • protesteren werkwoord (protesteer, protesteert, protesteerde, protesteerden, geprotesteerd)
    • tegenspartelen werkwoord (spartel tegen, spartelt tegen, spartelde tegen, spartelden tegen, tegengesparteld)
    • tegenstribbelen werkwoord
  2. abwehren (abhalten)
    pareren; afweren; weren
    • pareren werkwoord (pareer, pareert, pareerde, pareerden, gepareerd)
    • afweren werkwoord (weer af, weert af, weerde af, weerden af, afgeweerd)
    • weren werkwoord (weer, weert, weerde, weerden, geweerd)
  3. abwehren (wehren; sich wehren)
    weren; afhouden
    • weren werkwoord (weer, weert, weerde, weerden, geweerd)
    • afhouden werkwoord (houd af, houdt af, hield af, hielden af, afgehouden)
  4. abwehren (abhalten; zurückhalten; abwenden)
    afhouden; terughouden
    • afhouden werkwoord (houd af, houdt af, hield af, hielden af, afgehouden)
    • terughouden werkwoord (houd terug, houdt terug, hield terug, hielden terug, teruggehouden)

Conjugations for abwehren:

Präsens
  1. wehre ab
  2. wehrst ab
  3. wehrt ab
  4. wehren ab
  5. wehrt ab
  6. wehren ab
Imperfekt
  1. wehrte ab
  2. wehrtest ab
  3. wehrte ab
  4. wehrten ab
  5. wehrtet ab
  6. wehrten ab
Perfekt
  1. habe abgewehrt
  2. hast abgewehrt
  3. hat abgewehrt
  4. haben abgewehrt
  5. habt abgewehrt
  6. haben abgewehrt
1. Konjunktiv [1]
  1. wehre ab
  2. wehrest ab
  3. wehre ab
  4. wehren ab
  5. wehret ab
  6. wehren ab
2. Konjunktiv
  1. wehrte ab
  2. wehrtest ab
  3. wehrte ab
  4. wehrten ab
  5. wehrtet ab
  6. wehrten ab
Futur 1
  1. werde abwehren
  2. wirst abwehren
  3. wird abwehren
  4. werden abwehren
  5. werdet abwehren
  6. werden abwehren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde abwehren
  2. würdest abwehren
  3. würde abwehren
  4. würden abwehren
  5. würdet abwehren
  6. würden abwehren
Diverses
  1. wehr ab!
  2. wehrt ab!
  3. wehren Sie ab!
  5. abgewehrt
  6. abwehrend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor abwehren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afhouden Abhalten; Hindern
afweren Abwehren; Verteidigen; Wehren
weren Abwehren; Verteidigen; Wehren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afhouden abhalten; abwehren; abwenden; sich wehren; wehren; zurückhalten abhalten; abziehen; aufhalten; hindern; in Minderung bringen; zurückhalten
afweren abhalten; abwehren verteidigen
pareren abhalten; abwehren
protesteren abwehren; sich sträuben; sich wehren; sich widersetzen; wehren bestreiten; meckern; murren; protestieren; schwätzen; sich wehren; widersprechen
tegenspartelen abwehren; sich sträuben; sich wehren; sich widersetzen; wehren
tegenstribbelen abwehren; sich sträuben; sich wehren; sich widersetzen; wehren
terughouden abhalten; abwehren; abwenden; zurückhalten auf die Seite legen; beiseite legen; bezwingen; bezähmen; reservieren; unterdrücken; zur Seite legen; zurückhalten; zurücklegen; zurückstellen
verzetten abwehren; sich sträuben; sich wehren; sich widersetzen; wehren aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken
weren abhalten; abwehren; sich wehren; wehren verteidigen

Synoniemen voor "abwehren":


Wiktionary: abwehren

abwehren
verb
  1. een aanval neutraliseren
Cross Translation:
FromToVia
• abwehren → afweren ↔ ward off — to parry, or turn aside
• abwehren → opkomen voor; verdedigen; verweren ↔ défendre — protéger une personne contre une attaque.

Abwehren:

Abwehren [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abwehren (Verteidigen; Wehren)
    verdedigen; het weren; afweren; het verweren
    • verdedigen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • weren [het ~] zelfstandig naamwoord
    • afweren [znw.] zelfstandig naamwoord
    • verweren [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Abwehren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afweren Abwehren; Verteidigen; Wehren
verdedigen Abwehren; Verteidigen; Wehren
verweren Abwehren; Verteidigen; Wehren Abnutzung; Erosion
weren Abwehren; Verteidigen; Wehren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afweren abhalten; abwehren; verteidigen
verdedigen behüten; schutzen; verteidigen
verweren ablehnen; abschlagen; abweisen; verteidigen; verweigern; zurückweisen
weren abhalten; abwehren; sich wehren; verteidigen; wehren







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0431 seconde
Page rendered in 1.0 seconds