Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- Schild:
-
Wiktionary:
- Schild → schild
- Schild → schild, bord, markering, verkeersbord, bordje, uithangbord
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- schild:
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor Schild (Duits) in het Nederlands
Schild:
-
Schild (Teller; Tafel; Wandtafel; Schultafel)
-
Schild
-
Schild (Schilde)
Vertaal Matrix voor Schild:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blazoenen | Schild; Schilde | |
bord | Schild; Schultafel; Tafel; Teller; Wandtafel | Anzeigebrett; Anzeigetafel; Reklameschild; Schultafel; Tafel; Wandtafel; Werbeschild |
eetbord | Schild; Schultafel; Tafel; Teller; Wandtafel | |
naambord | Schild | |
wapenschilden | Schild; Schilde |
Synoniemen voor "Schild":
Wiktionary: Schild
Schild
Cross Translation:
noun
-
frühzeitliche / mittelalterliche Platte zum Schutz des eigenen Körpers im Kampf (oft versehen mit dem Erkennungswappen des jeweiligen Schildträgers; hieraus ist die Bedeutung des "Schild(e)s als Informationsträger" (siehe unten) entstanden)
- Schild → schild
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Schild | → schild | ↔ shield — armor |
• Schild | → bord; markering | ↔ sign — flat object bearing a message |
• Schild | → verkeersbord | ↔ sign — traffic sign |
• Schild | → bord; bordje; schild; uithangbord | ↔ enseigne — marque, indice servir à faire reconnaître quelque chose. Dans ce sens, il ne s’employer qu’au pluriel dans la locution adverbiale À bonnes enseignes et la locution conjonctive À telles enseignes que. |
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor Schild (Nederlands) in het Duits
schild:
-
het schild (dekschild)
Vertaal Matrix voor schild:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Deckflügel | dekschild; schild | |
Flügeldecke | dekschild; schild |
Wiktionary: schild
schild
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schild | → Tartsche | ↔ buckler — shield |
• schild | → Schild | ↔ shield — armor |
• schild | → Schild | ↔ enseigne — marque, indice servir à faire reconnaître quelque chose. Dans ce sens, il ne s’employer qu’au pluriel dans la locution adverbiale À bonnes enseignes et la locution conjonctive À telles enseignes que. |