Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- Schütze:
- schützen:
-
Wiktionary:
- Schütze → schutter
- schützen → beschermen, ontduiken
- schützen → bewaken, beschermen, beveiligen, in veiligheid brengen, veilig stellen, vrijwaren, behoeden, gastvrijheid verlenen aan, onderdak bieden, onder dak brengen, beschutten, beloven, toezeggen, uitloven, verzeggen, nakomen, naleven, uitvoeren, verrichten, vervullen, voltrekken, borg staan voor, garanderen, sponsoren, waarborgen, betuigen, verzekeren, assureren, bewaren, de wacht hebben, hoeden, waken over
Duits
Uitgebreide vertaling voor Schütze (Duits) in het Nederlands
Schütze:
-
der Schütze
-
der Schütze
de Boogschutter -
der Schütze
Vertaal Matrix voor Schütze:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| Boogschutter | Schütze | |
| klovenier | Schütze | |
| soldaat 1e klas | Schütze |
Synoniemen voor "Schütze":
schützen:
-
schützen (Schutz bieten; erhalten; wahren; abschirmen; bewahren; hegen; hüten)
-
schützen (sichern; abschirmen; sicherstellen)
-
schützen (sichern; sicherstellen)
-
schützen
-
schützen
Conjugations for schützen:
Präsens
- schütze
- schützt
- schützt
- schützen
- schützt
- schützen
Imperfekt
- schützte
- schütztest
- schützte
- schützten
- schütztet
- schützten
Perfekt
- habe geschützt
- hast geschützt
- hat geschützt
- haben geschützt
- habt geschützt
- haben geschützt
1. Konjunktiv [1]
- schütze
- schützest
- schütze
- schützen
- schützet
- schützen
2. Konjunktiv
- schützete
- schützetest
- schützete
- schützeten
- schützetet
- schützeten
Futur 1
- werde schützen
- wirst schützen
- wird schützen
- werden schützen
- werdet schützen
- werden schützen
1. Konjunktiv [2]
- würde schützen
- würdest schützen
- würde schützen
- würden schützen
- würdet schützen
- würden schützen
Diverses
- schütz!
- schützt!
- schützen Sie!
- geschützt
- schützend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor schützen:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| beschermen | Abblenden; Abdecken; Abschirmen; Beschützen | |
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| beschermen | Schutz bieten; abschirmen; bewahren; erhalten; hegen; hüten; schützen; wahren | abdecken; abgrenzen; abschirmen; absperren; abzäunen; achtgeben; aufbewahren; aufheben; aufpassen; ausrüsten mit einer Alarmanlage; beaufsichtigen; begrenzen; behüten; beschützen; bewahren; hüten; schutzen; umzäunen |
| bescherming bieden | Schutz bieten; abschirmen; bewahren; erhalten; hegen; hüten; schützen; wahren | |
| beschutten | Schutz bieten; abschirmen; bewahren; erhalten; hegen; hüten; schützen; wahren | abdecken; abgrenzen; abschirmen; absperren; abzäunen; begrenzen; behüten; schutzen; umzäunen |
| beveiligen | abschirmen; schützen; sichern; sicherstellen | ausrüsten mit einer Alarmanlage |
| van alarm voorzien | abschirmen; schützen; sichern; sicherstellen | |
| vrijwaren | schützen; sichern; sicherstellen |
Synoniemen voor "schützen":
Wiktionary: schützen
schützen
Cross Translation:
verb
schützen
-
verteidigen; vor negativen Veränderungen bewahren
- schützen → beschermen
verb
-
er zo goed mogelijk voor zorgen dat er niets verkeerd gebeurt
-
door onder iets te schuilen zich tegen zonnestralen vrij te waren
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • schützen | → bewaken | ↔ guard — To protect from some offence |
| • schützen | → beschermen; beveiligen | ↔ protect — to keep safe |
| • schützen | → beveiligen; in veiligheid brengen; veilig stellen; vrijwaren; behoeden; beschermen; gastvrijheid verlenen aan; onderdak bieden; onder dak brengen; beschutten | ↔ abriter — mettre à l'abri |
| • schützen | → beveiligen; in veiligheid brengen; veilig stellen; vrijwaren; behoeden; beschermen; beloven; toezeggen; uitloven; verzeggen; nakomen; naleven; uitvoeren; verrichten; vervullen; voltrekken; borg staan voor; garanderen; sponsoren; waarborgen; betuigen; verzekeren; assureren | ↔ assurer — rendre stable. |
| • schützen | → behoeden; beschermen; bewaken; bewaren; de wacht hebben; hoeden; waken over | ↔ protéger — prendre la défense de quelqu’un, de quelque chose ; prêter secours et appui. |
| • schützen | → behoeden; bewaren | ↔ préserver — préserver |