Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Mandel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Mandel (Duits) in het Nederlands

Mandel:

Mandel [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Mandel (Gaumenmandel; Tonsille)
    de tonsil; de amandel
    • tonsil [de ~] zelfstandig naamwoord
    • amandel [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Mandel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amandel Gaumenmandel; Mandel; Tonsille
tonsil Gaumenmandel; Mandel; Tonsille

Wiktionary: Mandel

Mandel
noun
  1. Botanik: der Baum, an dem [1] wächst (Prunus dulcis)
  2. Botanik: der essbare Same einer ungenießbaren Steinfrucht
Mandel
noun
  1. plantkunde|nld species|Prunus dulcis komt van de rozenfamilie en is een kleine loofboom met als vrucht de amandel
  2. een amandel

Cross Translation:
FromToVia
Mandel amandel almond — nut
Mandel keelamandel; tonsill tonsil — palatine tonsil
Mandel amandel amandefruit de l’amandier enfermer dans une coque de goût plus ou moins amer suivant les espèces, de forme oblongue, recouvrir d’une écale verte.
Mandel amandel; amandelboom amandierarbre de la famille des rosacé, qui porter les amandes.
Mandel amandel; tonsil amygdale — glande buccale
Mandel amandel; tonsil tonsilleamygdale.