Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. vorhin:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor vorhin (Duits) in het Nederlands

vorhin:

vorhin bijvoeglijk naamwoord

  1. vorhin (gerade; neulich)
    pas; juist; daarnet; net; zojuist; zonet

Vertaal Matrix voor vorhin:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
net Fangnetz; Fernsehkanal; Geflecht; Netz
pas Ausweis; Ausweiskarte; Bankpaß; Bergpaß; Gebirgspaß; Paß; Reisedokument; Reisepaß; Schritt; Tritt
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
juist gerade; neulich; vorhin adäquat; akkurat; angemessen; eben; eben noch; einwandfrei; entsprechend; geeignet; gemessen; genau; gerade; gerade eben; gewissenhaft; gründlich; gut; haargenau; korrekt; minuziös; passend; peinlich genau; prezies; richtig; soeben; tadellos; wahr
net gerade; neulich; vorhin akkurat; anständig; eigen; eingehend; genau; gerade; gerade eben; gewissenhaft; haargenau; keusch; korrekt; pünktlich; rein; richtig; sicher; sittsam; sorgfältig; züchtig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
daarnet gerade; neulich; vorhin
pas gerade; neulich; vorhin jüngst; letztens; neulich; vor kurzem
zojuist gerade; neulich; vorhin geradeeben; soeben
zonet gerade; neulich; vorhin geradeeben; soeben

Synoniemen voor "vorhin":


Wiktionary: vorhin

vorhin
adverb
  1. een korte tijd geleden