Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: stehen bleiben

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: stehen bleiben

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. stehenbleiben:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor stehen bleiben (Duits) in het Nederlands

stehenbleiben:

stehenbleiben werkwoord (bleibe stehen, bleibst stehen, bleibt stehen, blieb stehen, bliebt stehen, stehengeblieben)

  1. stehenbleiben (bleiben; fortdauern; erhalten; )
    blijven; niet veranderen
  2. stehenbleiben
    stoppen; inhouden; blijven staan; stilstaan; stilhouden
    • stoppen werkwoord (stop, stopt, stopte, stopten, gestopt)
    • inhouden werkwoord (houd in, houdt in, hield in, hielden in, ingehouden)
    • blijven staan werkwoord (blijf staan, blijft staan, bleef staan, bleven staan, staan gebleven)
    • stilstaan werkwoord (sta stil, staat stil, stond stil, stonden stil, stil gestaan)
    • stilhouden werkwoord (houd stil, houdt stil, hield stil, hielden stil, stil gehouden)
  3. stehenbleiben (stillstehen; stagnieren)
    stil staan
    • stil staan werkwoord (sta stil, staat stil, stond stil, stonden stil, stil gestaan)
  4. stehenbleiben (zum Stillstand kommen; stillstehen)
    stilstaan; tot stilstand komen
    • stilstaan werkwoord (sta stil, staat stil, stond stil, stonden stil, stil gestaan)
    • tot stilstand komen werkwoord (kom tot stilstand, komt tot stilstand, kwam tot stilstand, kwamen tot stilstand, tot stilstand gekomen)
  5. stehenbleiben (verweilen; bleiben; dauern; )
    blijven; vertoeven; verwijlen; toeven
    • blijven werkwoord (blijf, blijft, bleef, bleven, gebleven)
    • vertoeven werkwoord (vertoef, vertoeft, vertoefde, vertoefden, vertoefd)
    • verwijlen werkwoord (verwijl, verwijlt, verwijlde, verwijlden, verwijld)
    • toeven werkwoord (toef, toeft, toefte, toeften, getoefd)

Conjugations for stehenbleiben:

Präsens
  1. bleibe stehen
  2. bleibst stehen
  3. bleibt stehen
  4. bleiben stehen
  5. bleibt stehen
  6. bleiben stehen
Imperfekt
  1. blieb stehen
  2. bliebst stehen
  3. blieb stehen
  4. blieben stehen
  5. bliebt stehen
  6. blieben stehen
Perfekt
  1. bin stehengeblieben
  2. bist stehengeblieben
  3. ist stehengeblieben
  4. sind stehengeblieben
  5. seid stehengeblieben
  6. sind stehengeblieben
1. Konjunktiv [1]
  1. bleibe stehen
  2. bleibest stehen
  3. bleibe stehen
  4. bleiben stehen
  5. bleibet stehen
  6. bleiben stehen
2. Konjunktiv
  1. bliebe stehen
  2. bliebest stehen
  3. bliebe stehen
  4. blieben stehen
  5. bliebet stehen
  6. blieben stehen
Futur 1
  1. werde stehenbleiben
  2. wirst stehenbleiben
  3. wird stehenbleiben
  4. werden stehenbleiben
  5. werdet stehenbleiben
  6. werden stehenbleiben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde stehenbleiben
  2. würdest stehenbleiben
  3. würde stehenbleiben
  4. würden stehenbleiben
  5. würdet stehenbleiben
  6. würden stehenbleiben
Diverses
  1. bleib stehen!
  2. bleibt stehen!
  3. bleiben Sie stehen!
  5. stehengeblieben
  6. stehnbleibend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor stehenbleiben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inhouden Beinhalten
stilhouden Verschweigen; stil halten
stoppen Stopfen; Verschweigen; Zustopfen; stil halten
tot stilstand komen Ausrollen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blijven bleiben; dauern; erhalten; fortdauern; fortwähren; sich aufhalten; stehenbleiben; verweilen; warten; zögern bleiben
blijven staan stehenbleiben
inhouden stehenbleiben Ruhig bleiben; abhalten; abziehen; bedeuten; behalten; beherrschen; beinhalten; enthalten; implizieren; in Minderung bringen; lauten
niet veranderen bleiben; erhalten; fortdauern; fortwähren; stehenbleiben; verweilen; warten; zögern
stil staan stagnieren; stehenbleiben; stillstehen
stilhouden stehenbleiben
stilstaan stehenbleiben; stillstehen; zum Stillstand kommen
stoppen stehenbleiben Einhalt gebieten; Löcher stopfen; abbrechen; abbremsen; abdichten; abfallen; abhängen; abkoppeln; abschliessen; absetzen; abstellen; abstoppen; abtrennen; anhalten; aufhören; ausfallen; ausscheiden; beenden; beschließen; bremsen; einstellen; enden; entkoppeln; etwas aufgeben; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; flicken; halten; loshaken; loskoppeln; schließen; sperren; sstoppen; stagnieren; stillsetzen; stopfen; stoppen; stutzen; verschließen; verzichten; vollenden; zum Stillstand bringen; zumachen; zurücktreten
toeven bleiben; dauern; fortdauern; fortwähren; sich aufhalten; stehenbleiben; verweilen
tot stilstand komen stehenbleiben; stillstehen; zum Stillstand kommen
vertoeven bleiben; dauern; fortdauern; fortwähren; sich aufhalten; stehenbleiben; verweilen
verwijlen bleiben; dauern; fortdauern; fortwähren; sich aufhalten; stehenbleiben; verweilen

Synoniemen voor "stehenbleiben":


stehen bleiben:


Synoniemen voor "stehen bleiben":

  • verharren; weilen

Wiktionary: stehen bleiben

Cross Translation:
FromToVia
• stehen bleiben → stoppen; stilstaan; halthouden ↔ stop — cease moving

Verwante vertalingen van stehen bleiben







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0387 seconde
Page rendered in 1.0 seconds