Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- nebensächlich:
-
Wiktionary:
- nebensächlich → toegevoegd, meegeleverd, bijbehorend, bijkomend, bijkomstig, accessorisch, accessoir, hulp-, bij-, minder belangrijk, ver, zij-, zijdelings
Duits
Uitgebreide vertaling voor nebensächlich (Duits) in het Nederlands
nebensächlich:
-
nebensächlich (untergeordnet; abhängig; hündisch; untertänig; schlecht; wertlos; untergeben; gehorsam; sekundär; inhaltslos)
ondergeschikt; inferieur; bijkomstig; onderhorig; onderworpen-
ondergeschikt bijvoeglijk naamwoord
-
inferieur bijvoeglijk naamwoord
-
bijkomstig bijvoeglijk naamwoord
-
onderhorig bijvoeglijk naamwoord
-
onderworpen bijvoeglijk naamwoord
-
-
nebensächlich (inhaltslos)
Vertaal Matrix voor nebensächlich:
Synoniemen voor "nebensächlich":
Wiktionary: nebensächlich
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nebensächlich | → toegevoegd; meegeleverd | ↔ accessory — having a supplementary function |
• nebensächlich | → bijbehorend; bijkomend; bijkomstig; accessorisch; accessoir | ↔ accessoire — Qui n’regarder que comme la suite, l’accompagnement ou la dépendance de quelque chose de principal. |
• nebensächlich | → hulp-; bij-; minder belangrijk; ver; zij-; zijdelings; bijbehorend; bijkomend; bijkomstig; accessorisch; accessoir | ↔ auxiliaire — à classer |
• nebensächlich | → bijbehorend; bijkomend; bijkomstig; accessorisch; accessoir | ↔ secondaire — Qui est accessoire, qui ne venir qu’en second. |