Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Bau

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Bau

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Bau:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Bau (Duits) in het Nederlands

Bau:

Bau [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Bau (Bausektor)
    de bouw; de bouwsector
    • bouw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bouwsector [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Bau (Aufbau; Konstruktion; Struktur; )
    de constructie; de samenstelling; de opbouw; de structuur; opbouwen; samengesteld geheel; de bouw
  3. der Bau (Umbau; Umbildung; Umbauten; )
    de verbouwing; de vertimmering
  4. der Bau (Aufbau; System; Struktur; )
    de samenstelling; de opbouw; de structuur; de ordening; de organisatie; het systeem
  5. der Bau (Gebäude; Haus; Pfand; )
    het gebouw; het bouwwerk; het pand
    • gebouw [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bouwwerk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • pand [het ~] zelfstandig naamwoord
  6. der Bau (Anlegen; Anschlagen)
    aanleggen

Vertaal Matrix voor Bau:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanleggen Anlegen; Anschlagen; Bau
bouw Aufbau; Bau; Bauart; Bausektor; Erbauung; Errichtung; Konstruktion; Struktur; Zusammensetzung; innere Aufbau
bouwsector Bau; Bausektor
bouwwerk Aufbau; Bau; Baugelände; Bauland; Baustelle; Einsatz; Einsätze; Erbauung; Errichtung; Fläche; Gebiet; Gebilde; Gebäude; Grundstück; Haus; Häuser; Komplex; Konstruktion; Los; Partie; Parzelle; Pfand; Posten; Schoß; Struktur; Teil; Unterpfand
constructie Aufbau; Bau; Bauart; Erbauung; Errichtung; Konstruktion; Struktur; Zusammensetzung; innere Aufbau Fertigung; Herstellung
gebouw Aufbau; Bau; Baugelände; Bauland; Baustelle; Einsatz; Einsätze; Erbauung; Errichtung; Fläche; Gebiet; Gebilde; Gebäude; Grundstück; Haus; Häuser; Komplex; Konstruktion; Los; Partie; Parzelle; Pfand; Posten; Schoß; Struktur; Teil; Unterpfand Gebäude; Haus
opbouw Anordnung; Aufbau; Aufeinanderfolge; Aufstellung; Bau; Bauart; Einteilung; Erbauung; Errichtung; Gestaltung; Konstruktion; Ordnung; Rangordnung; Struktur; System; Zusammensetzung; innere Aufbau
opbouwen Aufbau; Bau; Bauart; Erbauung; Errichtung; Konstruktion; Struktur; Zusammensetzung; innere Aufbau Rendering
ordening Anordnung; Aufbau; Aufeinanderfolge; Aufstellung; Bau; Einteilung; Gestaltung; Konstruktion; Ordnung; Rangordnung; Struktur; System; Zusammensetzung Anordnung; Arrangement; Aufbau; Aufstellung; Eingliederung; Einreihung; Einrichtung; Einteilung; Ordnung
organisatie Anordnung; Aufbau; Aufeinanderfolge; Aufstellung; Bau; Einteilung; Gestaltung; Konstruktion; Ordnung; Rangordnung; Struktur; System; Zusammensetzung Amt; Anstalt; Dienststelle; Einrichtung; Fusion; Gemeinschaft; Genossenschaft; Geselligkeitsverein; Gesellschaft; Gilde; Gruppe; Handwerksgilde; Instanz; Klub; Korporation; Kreis; Organisation; Runde; Stelle; Verein; Vereinigung
pand Aufbau; Bau; Baugelände; Bauland; Baustelle; Einsatz; Einsätze; Erbauung; Errichtung; Fläche; Gebiet; Gebilde; Gebäude; Grundstück; Haus; Häuser; Komplex; Konstruktion; Los; Partie; Parzelle; Pfand; Posten; Schoß; Struktur; Teil; Unterpfand Bürge; Bürgschaft; Garantie; Garantieschein; Gebäude; Gewähr; Haus; Häuser; Pfand; Schoß; Sicherheit; Unterpfand
samengesteld geheel Aufbau; Bau; Bauart; Erbauung; Errichtung; Konstruktion; Struktur; Zusammensetzung; innere Aufbau
samenstelling Anordnung; Aufbau; Aufeinanderfolge; Aufstellung; Bau; Bauart; Einteilung; Erbauung; Errichtung; Gestaltung; Konstruktion; Ordnung; Rangordnung; Struktur; System; Zusammensetzung; innere Aufbau Kombination; Unterteile; Zusammensetzung; Zusammenstellung
structuur Anordnung; Aufbau; Aufeinanderfolge; Aufstellung; Bau; Bauart; Einteilung; Erbauung; Errichtung; Gestaltung; Konstruktion; Ordnung; Rangordnung; Struktur; System; Zusammensetzung; innere Aufbau Baum; Struktur
systeem Anordnung; Aufbau; Aufeinanderfolge; Aufstellung; Bau; Einteilung; Gestaltung; Konstruktion; Ordnung; Rangordnung; Struktur; System; Zusammensetzung System
verbouwing Bau; Konversion; Neugestaltung; Umbau; Umbauten; Umbildung; Umgestaltung; Umwandlung; Änderung
vertimmering Bau; Konversion; Neugestaltung; Umbau; Umbauten; Umbildung; Umgestaltung; Umwandlung; Änderung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanleggen anbinden; anketten; anlegen; bauen; befestigen; einhaken; einrichten; festbinden; festmachen; heften; installieren; verankern
opbouwen aufbauen; aufstellen; bauen; errichten

Synoniemen voor "Bau":


Wiktionary: Bau

Bau
noun
  1. een constructie van enige omvang die verbonden is met de grond en waarin men kan wonen of werken
  2. gevangenis
Cross Translation:
FromToVia
• Bau → bouw ↔ build — physique
• Bau → bouwen; bouw ↔ building — act or process of building
• Bau → gebouw ↔ building — closed structure with walls and a roof
• Bau → burcht; hol ↔ burrow — A tunnel or hole
• Bau → hol ↔ den — home of certain animals
• Bau → weefsel ↔ fabric — framework underlying a structure
• Bau → bouwwerk; gebouw; perceel; bouwsel; constructie ↔ bâtiment — Construction
• Bau → bouwwerk; gebouw; perceel; bouwsel; constructie; herenhuis ↔ immeuble — droit|fr bien qui ne peut transporter d’un lieu à un autre ou qu’il interdire par la loi d’déplacer.

Verwante vertalingen van Bau







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0535 seconde
Page rendered in 1.0 seconds