Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. minus:
  2. Minus:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. minus:


Duits

Uitgebreide vertaling voor minus (Duits) in het Nederlands

minus:

minus bijvoeglijk naamwoord

  1. minus (weniger)
    minus; min
    • minus bijwoord
    • min bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor minus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
min Amme
minus Minus; Minuszeichen; Subtraktionszeigen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
min minus; weniger boshaft; bösartig; böse; gemein; heimtückisch; hinterhältig; hinterlistig; mies; mittelmäßig; mäßig; nicht sehr gut; niederträchtig; schlecht; schlimm; schwach; schwächlich; tückisch; unbedeutend; übel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
minus minus; weniger

Synoniemen voor "minus":

  • abzgl.; abzüglich; weniger
  • negativ

Wiktionary: minus

minus
adverb
  1. minus, verminderd met (-)

Cross Translation:
FromToVia
minus min minus — mathematics: less

Minus:

Minus [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Minus (Minuszeichen; Subtraktionszeigen)
    het minteken; het minus
    • minteken [het ~] zelfstandig naamwoord
    • minus [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Minus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
minteken Minus; Minuszeichen; Subtraktionszeigen
minus Minus; Minuszeichen; Subtraktionszeigen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
minus minus; weniger

Synoniemen voor "Minus":




Nederlands

Uitgebreide vertaling voor minus (Nederlands) in het Duits

minus:

minus bijwoord

  1. minus (min)
    minus; weniger

minus [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het minus (minteken)
    Minuszeichen; Subtraktionszeigen; der Minus

Vertaal Matrix voor minus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Minus minteken; minus
Minuszeichen minteken; minus en-streepje
Subtraktionszeigen minteken; minus
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
minus min; minus
weniger min; minus minder