Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: erkennen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: erkennen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. erkennen:
  2. Erkennen:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. erkennen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor erkennen (Duits) in het Nederlands

erkennen:

erkennen werkwoord (erkenne, erkennst, erkennt, erkannte, erkanntet, erkannt)

  1. erkennen (begreifen; realisieren; einsehen; )
    realiseren; onderkennen; beseffen; inzien; doorzien
    • realiseren werkwoord (realiseer, realiseert, realiseerde, realiseerden, gerealiseerd)
    • onderkennen werkwoord (onderken, onderkent, onderkende, onderkenden, onderkend)
    • beseffen werkwoord (besef, beseft, besefte, beseften, beseft)
    • inzien werkwoord (zie in, ziet in, zag in, zagen in, ingezien)
    • doorzien werkwoord (doorzie, doorziet, doorzag, doorzagen, doorzien)
  2. erkennen (spüren; fühlen; sehen; )
    zien; voelen; waarnemen; gewaarworden; bemerken; ontwaren; merken; bespeuren
    • zien werkwoord (zie, ziet, zag, zagen, gezien)
    • voelen werkwoord (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)
    • waarnemen werkwoord (neem waar, neemt waar, nam waar, namen waar, waargenomen)
    • gewaarworden werkwoord (word gewaar, wordt gewaar, werd gewaar, werden gewaar, gewaargeworden)
    • bemerken werkwoord (bemerk, bemerkt, bemerkte, bemerkten, bemerkt)
    • ontwaren werkwoord (ontwaar, ontwaart, ontwaarde, ontwaarden, ontwaard)
    • merken werkwoord (merk, merkt, merkte, merkten, gemerkt)
    • bespeuren werkwoord (bespeur, bespeurt, bespeurde, bespeurden, bespeurd)
  3. erkennen (begreifen; verstehen; kapieren; )
    begrijpen; snappen; inzien; met het verstand vatten
    • begrijpen werkwoord (begrijp, begrijpt, begreep, begrepen, begrepen)
    • snappen werkwoord (snap, snapt, snapte, snapten, gesnapt)
    • inzien werkwoord (zie in, ziet in, zag in, zagen in, ingezien)
  4. erkennen (kapieren; durchsehen; durchschauen)
    doorhebben; doorzien
    • doorhebben werkwoord (heb door, hebt door, heeft door, had door, hadden door, doorgehad)
    • doorzien werkwoord (doorzie, doorziet, doorzag, doorzagen, doorzien)
  5. erkennen (durchschauen; verstehen; einsehen; )
    doorzien hebben; inzien
  6. erkennen (unterschieden; unterscheiden; determinieren; )
    onderscheiden; van elkaar onderscheiden
    • onderscheiden werkwoord (onderscheid, onderscheidt, onderscheidde, onderscheidden, onderscheiden)
    • van elkaar onderscheiden werkwoord (onderscheid van elkaar, onderscheidt van elkaar, onderscheidde van elkaar, onderscheidden van elkaar, van elkaar onderscheiden)
  7. erkennen (ein Ehrezeichen geben; unterschieden; abstechen; )
    onderscheiden; een ereteken geven
  8. erkennen (zu sehen bekommen; bemerken; feststellen; wahrnehmen)
    onderscheiden; gewaarworden; ontwaren; te zien krijgen
    • onderscheiden werkwoord (onderscheid, onderscheidt, onderscheidde, onderscheidden, onderscheiden)
    • gewaarworden werkwoord (word gewaar, wordt gewaar, werd gewaar, werden gewaar, gewaargeworden)
    • ontwaren werkwoord (ontwaar, ontwaart, ontwaarde, ontwaarden, ontwaard)
    • te zien krijgen werkwoord

Conjugations for erkennen:

Präsens
  1. erkenne
  2. erkennst
  3. erkennt
  4. erkennen
  5. erkennt
  6. erkennen
Imperfekt
  1. erkannte
  2. erkanntest
  3. erkannte
  4. erkannten
  5. erkanntet
  6. erkannten
Perfekt
  1. habe erkannt
  2. hast erkannt
  3. hat erkannt
  4. haben erkannt
  5. habt erkannt
  6. haben erkannt
1. Konjunktiv [1]
  1. erkenne
  2. erkennest
  3. erkenne
  4. erkennen
  5. erkennet
  6. erkennen
2. Konjunktiv
  1. erkannte
  2. erkanntest
  3. erkannte
  4. erkannten
  5. erkanntet
  6. erkannten
Futur 1
  1. werde erkennen
  2. wirst erkennen
  3. wird erkennen
  4. werden erkennen
  5. werdet erkennen
  6. werden erkennen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde erkennen
  2. würdest erkennen
  3. würde erkennen
  4. würden erkennen
  5. würdet erkennen
  6. würden erkennen
Diverses
  1. erkenn!
  2. erkennt!
  3. erkennen Sie!
  5. erkannt
  6. erkennend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor erkennen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begrijpen Begreifen; Verstehen
snappen Begreifen
voelen Abtasten; Anfühlen; Fühlen; Tasten
waarnemen Wahrnehmen; Wiedererkennen
zien Beobachten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begrijpen begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; verstehen auffassen; begreifen; einsehen; verstehen
bemerken bemerken; beobachten; entdecken; erkennen; feststellen; fühlen; merken; sehen; spüren; wahrnehmen bemerken; feststellen; merken; signalisieren; spüren; wahrnehmen
beseffen begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen
bespeuren bemerken; beobachten; entdecken; erkennen; feststellen; fühlen; merken; sehen; spüren; wahrnehmen
doorhebben durchschauen; durchsehen; erkennen; kapieren
doorzien begreifen; durchschauen; durchsehen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen
doorzien hebben begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; kapieren; schnallen; verstehen
een ereteken geven abstechen; auseinanderhalten; bestimmen; determinieren; ein Ehrezeichen geben; erkennen; unterschieden
gewaarworden bemerken; beobachten; entdecken; erkennen; feststellen; fühlen; merken; sehen; spüren; wahrnehmen; zu sehen bekommen bemerken; beobachten; durchmachen; entdecken; erfahren; erleben; feststellen; merken; sehen; signalisieren; spüren; wahrnehmen
inzien begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; schnallen; verstehen durchsehen; einsehen; hineinsehen
merken bemerken; beobachten; entdecken; erkennen; feststellen; fühlen; merken; sehen; spüren; wahrnehmen abzeichnen; ankreuzen; anmerken; beglaubigen; bemerken; beobachten; bescheinigen; bestaetigen; entdecken; feststellen; kennzeichnen; markieren; merken; sehen; signalisieren; spüren; wahrnehmen; zeichnen
met het verstand vatten begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; verstehen
onderkennen begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen
onderscheiden abstechen; auseinanderhalten; bemerken; bestimmen; determinieren; ein Ehrezeichen geben; erkennen; feststellen; unterscheiden; unterschieden; wahrnehmen; zu sehen bekommen Unterschied machen; anschauen; ansehen; auseinanderhalten; betrachten; dekorieren; einen Orden verleihen; glänzen; glühen; gucken; hinausragen; hinausragenüber; in den Ritterstand erheben; leuchten; schauen; scheinen; sehen; sich hervortun; sich unterscheiden; sichauszeichnen; spiegeln; spielen; strahlen; unterscheiden; unterschieden; wahrnehmen; zum Ritter schlagen
ontwaren bemerken; beobachten; entdecken; erkennen; feststellen; fühlen; merken; sehen; spüren; wahrnehmen; zu sehen bekommen anschauen; ansehen; auflösen; ausfindig machen; betrachten; entdecken; gucken; herausbekommen; herausbringen; hinterkommen; schauen; sehen; wahrnehmen
realiseren begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen bilden; realisieren; schaffen; verwirklichen; vollführen; zurechtbringen; zustande bringen
snappen begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; verstehen auf frischer Tat ertappen; erfassen; ergreifen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; schnappen
te zien krijgen bemerken; erkennen; feststellen; wahrnehmen; zu sehen bekommen
van elkaar onderscheiden abstechen; auseinanderhalten; bestimmen; determinieren; erkennen; unterscheiden; unterschieden
voelen bemerken; beobachten; entdecken; erkennen; feststellen; fühlen; merken; sehen; spüren; wahrnehmen abtasten; anfassen; anrühren; befühlen; bemerken; beobachten; berühren; betasten; durchmachen; einfühlen; einleben; entdecken; erfahren; erleben; feststellen; fühlen; merken; mitleben; sehen; tasten; wahrnehmen
waarnemen bemerken; beobachten; entdecken; erkennen; feststellen; fühlen; merken; sehen; spüren; wahrnehmen bemerken; beobachten; entdecken; feststellen; merken; observieren; sehen; signalisieren; spüren; wahrnehmen
zien bemerken; beobachten; entdecken; erkennen; feststellen; fühlen; merken; sehen; spüren; wahrnehmen anschauen; ansehen; bemerken; beobachten; betrachten; entdecken; feststellen; gucken; observieren; schauen; sehen; wahrnehmen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onderscheiden mannigfach; mannigfaltig; unterschiedlich; verschieden; verschiedenartig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorzien deutlich; klar; offensichtlich; sonnenklar

Synoniemen voor "erkennen":


Wiktionary: erkennen

erkennen
verb
  1. identifizieren; auf Grund bestimmter Anzeichen feststellen, um was oder um wen, es sich handelt; mit geschultem, sachverständigen Blick erfassen
  2. etwas oder jemand so deutlich wahrnehmen, dass man weiß, was oder wer es ist
erkennen
verb
  1. het reëel bewust worden van iets
  2. inzien, toegeven
  3. begrijpen hoe iets werkt
Cross Translation:
FromToVia
• erkennen → erkennen; bekennen ↔ acknowledge — to admit the knowledge of
• erkennen → herkennen ↔ recognise — to match in memory; to know from a previous encounter
• erkennen → herkennen ↔ recognize — to match in memory; to know from a previous encounter
• erkennen → identificeren; vereenzelvigen; onderkennen; onderscheiden; onderscheid maken tussen ↔ identifier — didactique|fr comprendre deux choses sous une même idée.
• erkennen → herkennen; identificeren; erkennen; toegeven; toekennen; verkennen ↔ reconnaitre — Se remettre dans l'esprit l'idée etc., quand on vient à le revoir ou à l'entendre. (Sens général)
• erkennen → blikken; kijken; bekijken; kijken naar; schouwen; toekijken; toezien; aangaan; betreffen; gelden; raken ↔ regarder — voir, observer
• erkennen → zien ↔ voir — Percevoir l’image des objets par l’organe de la vue

Erkennen:

Erkennen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Erkennen (Erkenntnis; Bewußtsein; Verstand; )
    het bewustzijn; het besef; de notie; het benul
    • bewustzijn [het ~] zelfstandig naamwoord
    • besef [het ~] zelfstandig naamwoord
    • notie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • benul [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. Erkennen (Anschauungsweise; Sicht; Vorstellung; )
    de visie; de opvatting; de zienswijze; de kijk; de mening; het oordeel; de denkbeeld; de opinie
    • visie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • opvatting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • zienswijze [de ~] zelfstandig naamwoord
    • kijk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • mening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • oordeel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • denkbeeld [de ~] zelfstandig naamwoord
    • opinie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. Erkennen (Abzeichen; Ehrenzeichen; Gestaltung; )
    het merkteken; het onderscheidingsteken; het kenteken
  4. Erkennen (Verstand; Einsicht; Bewußtsein; Erkenntnis)
    het bewustzijn; het brein; het inzicht; het verstand; de rede
    • bewustzijn [het ~] zelfstandig naamwoord
    • brein [het ~] zelfstandig naamwoord
    • inzicht [het ~] zelfstandig naamwoord
    • verstand [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rede [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Erkennen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
benul Begriff; Bewußtsein; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Verstand; Vorstellung Anschauung; Anschauungsweise; Ansicht; Auffassung; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Einsicht; Gedanke; Idee; Meinung; Standpunkt; Vorstellung
besef Begriff; Bewußtsein; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Verstand; Vorstellung
bewustzijn Begriff; Bewußtsein; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Verstand; Vorstellung
brein Bewußtsein; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Verstand Begriffsvermögen; Denkvermögen; Gehirn; Geist; Intellekt; Intelligenz; Klugheit; Vernunft; Verstand
denkbeeld Anschauungsweise; Ansicht; Auffassung; Begriff; Blickpunkt; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Einfall; Einfälle; Eingebung; Erkennen; Erkenntnis; Erkennung; Gedanke; Gesichtspunkt; Idee; Meinung; Sicht; Standpunkt; Vorstellung Anschauung; Ansicht; Ansichtsweise; Auffassung; Begriff; Begriffsvermögen; Bewußtsein; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Einfall; Eingebung; Einsicht; Erkenntnis; Fassungsvermögen; Gedanke; Gedächtnis; Idee; Intellekt; Meinung; Vernunft; Verstand; Vorstellung
inzicht Bewußtsein; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Verstand Anschauung; Ansicht; Ansichtsweise; Auffassung; Denkweise; Durchsicht; Einsicht; Erkenntnis; Erkennung; Erleuchtung; Gedanke; Hindurchsicht; Scharfsichtigkeit; Schärfe; Verstehen; Verständnis; Vision; Vorstellung
kenteken Abzeichen; Auszeichnung; Dekoration; Ehrenzeichen; Einkleidung; Einrichtung; Erkennen; Formgebung; Gestaltung; Orden; Unterscheidung; Unterscheidungsmerkmal Abzeichen; Brandzeichen; Erkennungszeichen; Kennzeichen; Markierung; Merkmal; Merkzeichen; Nummernschild; Vermerk; Zeichen
kijk Anschauungsweise; Ansicht; Auffassung; Begriff; Blickpunkt; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Einfall; Einfälle; Eingebung; Erkennen; Erkenntnis; Erkennung; Gedanke; Gesichtspunkt; Idee; Meinung; Sicht; Standpunkt; Vorstellung Ansicht; Ausblick; Aussicht; Blick; Fernsicht; Sicht
mening Anschauungsweise; Ansicht; Auffassung; Begriff; Blickpunkt; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Einfall; Einfälle; Eingebung; Erkennen; Erkenntnis; Erkennung; Gedanke; Gesichtspunkt; Idee; Meinung; Sicht; Standpunkt; Vorstellung Absicht; Anschauung; Anschauungsweise; Ansicht; Ansichtsweise; Auffassung; Denkweise; Eindruck; Entscheidung; Glaube; Meinung; Standpunkt; Urteil; Vorstellung; Wertung; Überzeugung
merkteken Abzeichen; Auszeichnung; Dekoration; Ehrenzeichen; Einkleidung; Einrichtung; Erkennen; Formgebung; Gestaltung; Orden; Unterscheidung; Unterscheidungsmerkmal Kennzeichen; Merkmal; Merkzeichen
notie Begriff; Bewußtsein; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Verstand; Vorstellung Ansicht; Auffassung; Begriff; Begriffsvermögen; Bewußtsein; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Eingebung; Einsicht; Erkenntnis; Fassungsvermögen; Gedanke; Gedächtnis; Idee; Intellekt; Meinung; Vernunft; Verstand; Vorstellung
onderscheidingsteken Abzeichen; Auszeichnung; Dekoration; Ehrenzeichen; Einkleidung; Einrichtung; Erkennen; Formgebung; Gestaltung; Orden; Unterscheidung; Unterscheidungsmerkmal Orden; Unterscheidungsmerkmal; Unterscheidungszeichen; Unterscheinungszeichen; Zeichen
oordeel Anschauungsweise; Ansicht; Auffassung; Begriff; Blickpunkt; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Einfall; Einfälle; Eingebung; Erkennen; Erkenntnis; Erkennung; Gedanke; Gesichtspunkt; Idee; Meinung; Sicht; Standpunkt; Vorstellung Anschauung; Ansicht; Ansichtsweise; Denkweise; Meinung; Meinungsäußerung
opinie Anschauungsweise; Ansicht; Auffassung; Begriff; Blickpunkt; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Einfall; Einfälle; Eingebung; Erkennen; Erkenntnis; Erkennung; Gedanke; Gesichtspunkt; Idee; Meinung; Sicht; Standpunkt; Vorstellung Absicht; Anschauung; Anschauungsweise; Ansicht; Ansichtsweise; Auffassung; Denkweise; Eindruck; Entscheidung; Glaube; Meinung; Standpunkt; Urteil; Vorstellung; Wertung; Überzeugung
opvatting Anschauungsweise; Ansicht; Auffassung; Begriff; Blickpunkt; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Einfall; Einfälle; Eingebung; Erkennen; Erkenntnis; Erkennung; Gedanke; Gesichtspunkt; Idee; Meinung; Sicht; Standpunkt; Vorstellung Anschauung; Ansicht; Ansichtsweise; Denkweise
rede Bewußtsein; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Verstand Ansprache; Denkvermögen; Geistesvermögen; Intelligenz; Konzert; Lesung; Rede; Verstand
verstand Bewußtsein; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Verstand Begriffsvermögen; Denkvermögen; Gehirn; Geist; Geistesvermögen; Genie; Intellekt; Intelligenz; Klugheit; Scharfsinn; Vernunft; Verstand
visie Anschauungsweise; Ansicht; Auffassung; Begriff; Blickpunkt; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Einfall; Einfälle; Eingebung; Erkennen; Erkenntnis; Erkennung; Gedanke; Gesichtspunkt; Idee; Meinung; Sicht; Standpunkt; Vorstellung Anschauung; Ansicht; Ansichtsweise; Denkweise; Vision; Vorstellung
zienswijze Anschauungsweise; Ansicht; Auffassung; Begriff; Blickpunkt; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Einfall; Einfälle; Eingebung; Erkennen; Erkenntnis; Erkennung; Gedanke; Gesichtspunkt; Idee; Meinung; Sicht; Standpunkt; Vorstellung Anschauung; Ansicht; Ansichtsweise; Denkweise

Wiktionary: Erkennen

Cross Translation:
FromToVia
• Erkennen → herkenning ↔ recognition — the act of recognizing or the condition of being recognized

Verwante vertalingen van erkennen



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor erkennen (Nederlands) in het Duits

erkennen:

erkennen werkwoord (erken, erkent, erkende, erkenden, erkend)

  1. erkennen (als waar erkennen; toegeven)
    zugeben; gestehen; zugestehen
    • zugeben werkwoord (gebe zu, gibst zu, gibt zu, gab zu, gabt zu, zugegeben)
    • gestehen werkwoord (gestehe, gestehst, gesteht, gestand, gestandet, gestanden)
    • zugestehen werkwoord (gestehee zu, gestehest zu, gestehet zu, gestehete zu, gestehetet zu, zugesteht)

Conjugations for erkennen:

o.t.t.
  1. erken
  2. erkent
  3. erkent
  4. erkennen
  5. erkennen
  6. erkennen
o.v.t.
  1. erkende
  2. erkende
  3. erkende
  4. erkenden
  5. erkenden
  6. erkenden
v.t.t.
  1. heb erkend
  2. hebt erkend
  3. heeft erkend
  4. hebben erkend
  5. hebben erkend
  6. hebben erkend
v.v.t.
  1. had erkend
  2. had erkend
  3. had erkend
  4. hadden erkend
  5. hadden erkend
  6. hadden erkend
o.t.t.t.
  1. zal erkennen
  2. zult erkennen
  3. zal erkennen
  4. zullen erkennen
  5. zullen erkennen
  6. zullen erkennen
o.v.t.t.
  1. zou erkennen
  2. zou erkennen
  3. zou erkennen
  4. zouden erkennen
  5. zouden erkennen
  6. zouden erkennen
en verder
  1. ben erkend
  2. bent erkend
  3. is erkend
  4. zijn erkend
  5. zijn erkend
  6. zijn erkend
diversen
  1. erken!
  2. erkent!
  5. erkend
  6. erkennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor erkennen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gestehen als waar erkennen; erkennen; toegeven bekennen; dulden; duren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
zugeben als waar erkennen; erkennen; toegeven bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; goed vinden; toegeven; toestaan; toestemmen; toevoegen; zich over geven; zwichten
zugestehen als waar erkennen; erkennen; toegeven autoriseren; binnen laten; goed vinden; gunnen; iets toekennen; toebedelen; toegeven; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toewijzen; vergunnen; verlenen; zich over geven
- toegeven

Synoniemen voor "erkennen":


Antoniemen van "erkennen":


Verwante definities voor "erkennen":

  1. als wettig beschouwen1
    • hij erkent haar als zijn dochter1
  2. het inzien en zeggen dat het zo is1
    • hij erkent dat hij een fout maakte1

Wiktionary: erkennen

erkennen
verb
  1. inzien, toegeven
  2. als wettig, echt, juist aanvaarden
Cross Translation:
FromToVia
• erkennen → zur Kenntnis nehmen; bekennen; erkennen ↔ acknowledge — to admit the knowledge of
• erkennen → anerkennen ↔ acknowledge — to admit the claims or authority of
• erkennen → bekräftigen; bestätigen; konfirmieren ↔ confirmer — Faire persister quelqu’un dans une opinion, dans une résolution, l’affermir dans cette opinion, dans cette résolution.
• erkennen → glauben; anerkennen; für richtig erkennen ↔ croire — tenir pour véritable.
• erkennen → anerkennen; für richtig erkennen ↔ homologuer — juri|fr confirmer par un acte spécial un acte fait par des particuliers ou un acte d’autorité de justice.
• erkennen → erkennen ↔ reconnaitre — Se remettre dans l'esprit l'idée etc., quand on vient à le revoir ou à l'entendre. (Sens général)

Verwante vertalingen van erkennen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0927 seconde
Page rendered in 1.0 seconds