Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: betören

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: betören

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. betören:
  2. Betören:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor betören (Duits) in het Nederlands

betören:

betören werkwoord (betöre, betörst, betört, betörte, betörtet, betört)

  1. betören (reizen; verführen; verzaubern; )
    bevallen; bekoren
    • bevallen werkwoord (beval, bevalt, beviel, bevielen, bevallen)
    • bekoren werkwoord (bekoor, bekoort, bekoorde, bekoorden, bekoord)
  2. betören (herauslocken; verleiten; verlocken; )
    verleiden; lokken; aanlokken; weglokken; meelokken; voortlokken; verlokken
    • verleiden werkwoord (verleid, verleidt, verleidde, verleidden, verleid)
    • lokken werkwoord (lok, lokt, lokte, lokten, gelokt)
    • aanlokken werkwoord (lok aan, lokt aan, lokte aan, lokten aan, aangelokt)
    • weglokken werkwoord (lok weg, lokt weg, lokte weg, lokten weg, weggelokt)
    • meelokken werkwoord (lok mee, lokt mee, lokte mee, lokten mee, meegelokt)
    • voortlokken werkwoord (lok voort, lokt voort, lokte voort, lokten voort, voortgelokt)
    • verlokken werkwoord (verlok, verlokt, verlokte, verlokten, verlokt)
  3. betören (bezaubern)
    begoochelen
    • begoochelen werkwoord (begoochel, begoochelt, begoochelde, begoochelden, begoocheld)
  4. betören (behexen; verzaubern; bezaubern; )
    betoveren; beheksen
    • betoveren werkwoord (betover, betovert, betoverde, betoverden, betoverd)
    • beheksen werkwoord (beheks, behekst, behekste, beheksten, behekst)

Conjugations for betören:

Präsens
  1. betöre
  2. betörst
  3. betört
  4. betören
  5. betört
  6. betören
Imperfekt
  1. betörte
  2. betörtest
  3. betörte
  4. betörten
  5. betörtet
  6. betörten
Perfekt
  1. habe betört
  2. hast betört
  3. hat betört
  4. haben betört
  5. habt betört
  6. haben betört
1. Konjunktiv [1]
  1. betöre
  2. betörest
  3. betöre
  4. betören
  5. betöret
  6. betören
2. Konjunktiv
  1. betörte
  2. betörtest
  3. betörte
  4. betörten
  5. betörtet
  6. betörten
Futur 1
  1. werde betören
  2. wirst betören
  3. wird betören
  4. werden betören
  5. werdet betören
  6. werden betören
1. Konjunktiv [2]
  1. würde betören
  2. würdest betören
  3. würde betören
  4. würden betören
  5. würdet betören
  6. würden betören
Diverses
  1. betör!
  2. betört!
  3. betören Sie!
  5. betört
  6. betörend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor betören:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bekoren Betören
lokken Locken; Verleiten
verleiden Locken; Verleiten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanlokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
begoochelen betören; bezaubern
beheksen anmuten; behexen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; verführen; verzaubern
bekoren anlocken; bestechen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; reizen; verführen; verleiten; verlocken; verzaubern
betoveren anmuten; behexen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; verführen; verzaubern
bevallen anlocken; bestechen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; reizen; verführen; verleiten; verlocken; verzaubern entbinden; erfreuen; gebären; gefallen; passen; zur Welt bringen
lokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken
meelokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
verleiden bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken Gunst erlangen; Gunst erwerben
verlokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
voortlokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
weglokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
verlokken verlocken

Synoniemen voor "betören":


Wiktionary: betören

Cross Translation:
FromToVia
• betören → verrukken; vervoeren ↔ beguile — charm, delight

Betören:

Betören [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Betören
    aantrekken; bekoren; charmeren

Vertaal Matrix voor Betören:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aantrekken Betören Ankleiden; Anlegen; Anziehen; Ruck; Strackziehen
bekoren Betören
charmeren Betören
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aantrekken anheuern; ankleiden; anlegen; annoncieren; anstellen; anziehen; einstellen; engagieren; inserieren; kleiden; rekrutieren; sichanziehen; zumachen; zuziehen
bekoren anlocken; bestechen; bestricken; betören; bezaubern; entzücken; reizen; verführen; verleiten; verlocken; verzaubern

Computer vertaling door derden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor betören (Nederlands) in het Duits

betören: (*Woord en zin splitter gebruikt)

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0616 seconde
Page rendered in 1.0 seconds