Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Spaß

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Spaß

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Spaß:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Spaß (Duits) in het Nederlands

Spass:


Synoniemen voor "Spass":


Spaß:

Spaß [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Spaß (Spaßen; Jux; Späßchen; Schäkerei; Gaudi)
    het plezier; de lol; de gein
    • plezier [het ~] zelfstandig naamwoord
    • lol [de ~] zelfstandig naamwoord
    • gein [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Spaß (Freude; Vergnügen; Lust; )
    het plezier; het genoegen; de pret; het genot; de lust; de leut; de jool
    • plezier [het ~] zelfstandig naamwoord
    • genoegen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • pret [de ~] zelfstandig naamwoord
    • genot [het ~] zelfstandig naamwoord
    • lust [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leut [de ~] zelfstandig naamwoord
    • jool [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. der Spaß (Freudentaumel; Spaßen; Gaudi; )
    het plezier; de pret; de lol; de jolijt; de gein; de leut; de keet
    • plezier [het ~] zelfstandig naamwoord
    • pret [de ~] zelfstandig naamwoord
    • lol [de ~] zelfstandig naamwoord
    • jolijt [de ~] zelfstandig naamwoord
    • gein [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leut [de ~] zelfstandig naamwoord
    • keet [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Spaß (Scherz)
    de grap; de bak; de mop
    • grap [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • mop [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Spaß (Vergnügen; Heiterkeit; Fröhlichkeit; Freude; Frohsinn)
    het plezier; de vreugde; de jolijt; de pret
    • plezier [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vreugde [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • jolijt [de ~] zelfstandig naamwoord
    • pret [de ~] zelfstandig naamwoord
  6. der Spaß (Scherz; Witz; Späßchen; )
    het grapje; het geintje; de scherts; het lolletje; de gekheid; de gein; de aardigheid; het pretje
    • grapje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geintje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • scherts [de ~] zelfstandig naamwoord
    • lolletje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gekheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gein [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • aardigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • pretje [het ~] zelfstandig naamwoord
  7. der Spaß (Humor; Narrheit)
    de humor; de geestigheid
    • humor [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • geestigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  8. der Spaß (Freude; Vergnügen)
    de leukheid
    • leukheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  9. der Spaß (Heiterkeit; Fröhlichkeit; Vergnügen; )
    de vrolijkheid; de blijmoedigheid; de blijheid; de opgewektheid
  10. der Spaß (Ausgelassenheit; Heiterkeit; Vergnügen; )
    de joligheid
  11. der Spaß (Streich; Scherz; Ulk; )
    de streek; de poets
    • streek [de ~] zelfstandig naamwoord
    • poets [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Spaß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aardigheid Keckheit; Scherz; Spaß; Späßchen; Streich; Ulk; Witz Freude; Freundlichkeit; Gefallen; Gefälligkeit; Genuß; Geschenk; Herzlichkeit; Humor; Kleinigkeit; Lust; Vergnügen; äusserung von Fröhlichkeit
bak Scherz; Spaß Behälter; Bottich; Container; Eimer; Faß; Gefäß; Katzenklo; Katzentoilette; Kübel; Lagerfach; Napf; Schale; Schüssel; Strafanstalt; Strafvollzugsanstalt; Tonne; Trog; Wanne
blijheid Ausgelassenheit; Erfreulichkeit; Feudenruf; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Hilarität; Jubel; Keckheid; Keckheit; Lebhaftigkeit; Lust; Lustigkeit; Munterkeit; Seligkeit; Spaß; Vergnügen
blijmoedigheid Ausgelassenheit; Erfreulichkeit; Feudenruf; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Hilarität; Jubel; Keckheid; Keckheit; Lebhaftigkeit; Lust; Lustigkeit; Munterkeit; Seligkeit; Spaß; Vergnügen
geestigheid Humor; Narrheit; Spaß
gein Erfreulichkeit; Feudenruf; Flause; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gaudi; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Jubel; Jux; Keckheit; Lust; Narrheit; Scherz; Schäkerei; Seligkeit; Spaß; Spaßen; Spleen; Späßchen; Streich; Torheit; Ulk; Unsinn; Vergnügen; Verrücktheit; Witz Humor; äusserung von Fröhlichkeit
geintje Keckheit; Scherz; Spaß; Späßchen; Streich; Ulk; Witz
gekheid Keckheit; Scherz; Spaß; Späßchen; Streich; Ulk; Witz Albernheit; Dummheit; Einfachheit; Einfalt; Einfältigkeit; Flause; Geisteskrankheit; Geistesstörung; Geistesverwirrung; Geistlosigkeit; Idiotie; Kinderei; Kindlichkeit; Kleinigkeit; Narrheit; Schalkhaftigkeit; Schelmerei; Schäkerei; Tobsucht; Torheit; Unklugheit; Verrücktheit; Wut
genoegen Eifer; Freude; Gefallen; Hingabe; Leidenschaft; Lust; Passion; Spaß; Trieb; Vergnügen Befriedigung; Freude; Gefallen; Geilheit; Genuß; Genußsucht; Hingebung; Inbrunst; Leidenschaft; Lust; Passion; Vergnügen; Wohlbehagen; Wollust; Zufriedenheit
genot Eifer; Freude; Gefallen; Hingabe; Leidenschaft; Lust; Passion; Spaß; Trieb; Vergnügen Geilheit; Genuß; Genußsucht; Hingebung; Inbrunst; Leidenschaft; Lust; Passion; Wollust; Wonne
grap Scherz; Spaß Humor; Scherz; Scherzen; Spaßmacherei; äusserung von Fröhlichkeit
grapje Keckheit; Scherz; Spaß; Späßchen; Streich; Ulk; Witz
humor Humor; Narrheit; Spaß
joligheid Ausgelassenheit; Frohsinn; Fröhlichkeit; Heiterkeit; Jux; Lustigkeit; Spaß; Vergnügen
jolijt Erfreulichkeit; Feudenruf; Flause; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gaudi; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Jubel; Jux; Lust; Narrheit; Scherz; Schäkerei; Seligkeit; Spaß; Spaßen; Spleen; Torheit; Ulk; Unsinn; Vergnügen; Verrücktheit Heiterkeit; Hilarität; Keckheit; Lebhaftigkeit; Lustigkeit
jool Eifer; Freude; Gefallen; Hingabe; Leidenschaft; Lust; Passion; Spaß; Trieb; Vergnügen Heiterkeit; Hilarität; Keckheit; Lebhaftigkeit; Lustigkeit
keet Erfreulichkeit; Feudenruf; Flause; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gaudi; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Jubel; Jux; Lust; Narrheit; Scherz; Schäkerei; Seligkeit; Spaß; Spaßen; Spleen; Torheit; Ulk; Unsinn; Vergnügen; Verrücktheit Baubaracke; Baubude; Bauhütte; Chaos; Durcheinander; Gewirr; Heiterkeit; Hilarität; Keckheit; Lebhaftigkeit; Lustigkeit; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr
leukheid Freude; Spaß; Vergnügen
leut Eifer; Erfreulichkeit; Feudenruf; Flause; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gaudi; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Hingabe; Jubel; Jux; Leidenschaft; Lust; Narrheit; Passion; Scherz; Schäkerei; Seligkeit; Spaß; Spaßen; Spleen; Torheit; Trieb; Ulk; Unsinn; Vergnügen; Verrücktheit
lol Erfreulichkeit; Feudenruf; Flause; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gaudi; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Jubel; Jux; Lust; Narrheit; Scherz; Schäkerei; Seligkeit; Spaß; Spaßen; Spleen; Späßchen; Torheit; Ulk; Unsinn; Vergnügen; Verrücktheit Heiterkeit; Hilarität; Keckheit; Lebhaftigkeit; Lustigkeit
lolletje Keckheit; Scherz; Spaß; Späßchen; Streich; Ulk; Witz
lust Eifer; Freude; Gefallen; Hingabe; Leidenschaft; Lust; Passion; Spaß; Trieb; Vergnügen Appetit; Begehr; Begehren; Begierde; Geilheit; Genußsucht; Hingebung; Inbrunst; Leidenschaft; Lust; Passion; Trieb; Verlangen; Wollust; ein großes Verlangen; sexuelle Begierde
mop Scherz; Spaß
opgewektheid Ausgelassenheit; Erfreulichkeit; Feudenruf; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Hilarität; Jubel; Keckheid; Keckheit; Lebhaftigkeit; Lust; Lustigkeit; Munterkeit; Seligkeit; Spaß; Vergnügen Beweglichkeit; Lebhaftigkeit; Munterkeit
plezier Eifer; Erfreulichkeit; Feudenruf; Flause; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gaudi; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Hingabe; Jubel; Jux; Leidenschaft; Lust; Narrheit; Passion; Scherz; Schäkerei; Seligkeit; Spaß; Spaßen; Spleen; Späßchen; Torheit; Trieb; Ulk; Unsinn; Vergnügen; Verrücktheit Freude; Fröhlichkeit; Gefallen; Genuß; Heiterkeit; Hilarität; Keckheit; Lebhaftigkeit; Lust; Lustigkeit; Vergnügen
poets Flausen; Scherz; Schäkerei; Spaß; Spaßen; Späßchen; Streich; Ulk
pret Eifer; Erfreulichkeit; Feudenruf; Flause; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gaudi; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Hingabe; Jubel; Jux; Leidenschaft; Lust; Narrheit; Passion; Scherz; Schäkerei; Seligkeit; Spaß; Spaßen; Spleen; Torheit; Trieb; Ulk; Unsinn; Vergnügen; Verrücktheit
pretje Keckheit; Scherz; Spaß; Späßchen; Streich; Ulk; Witz
scherts Keckheit; Scherz; Spaß; Späßchen; Streich; Ulk; Witz Scherz; Scherzen; Spaßmacherei
streek Flausen; Scherz; Schäkerei; Spaß; Spaßen; Späßchen; Streich; Ulk Bereich; Bezirk; Fläche; Gau; Gebiet; Gegend; Gelände; Landstriche; Lauer; Provinz; Region; Zone
vreugde Freude; Frohsinn; Fröhlichkeit; Heiterkeit; Spaß; Vergnügen Freude; Fröhlichkeit
vrolijkheid Ausgelassenheit; Erfreulichkeit; Feudenruf; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Hilarität; Jubel; Keckheid; Keckheit; Lebhaftigkeit; Lust; Lustigkeit; Munterkeit; Seligkeit; Spaß; Vergnügen Beweglichkeit; Frohsinn; Fröhlichkeit; Heiterkeit; Lebhaftigkeit; Lustigkeit; Munterkeit

Synoniemen voor "Spaß":


Wiktionary: Spaß

Spaß
noun
  1. unzählbar: Freude; Vergnügen
    • Spaß → lol
Spaß
noun
  1. verhaal dat of handeling die erop gericht is om de lachlust op te wekken
Cross Translation:
FromToVia
• Spaß → plezant; lollig; leuk; plezierig ↔ fun — enjoyable, amusing
• Spaß → aardigheidje; bak; grap; jok; mop; scherts ↔ badinage — action ou propos léger, qui ne prête pas à conséquences.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Spaß







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1372 seconde
Page rendered in 1.0 seconds