Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Kraft

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Kraft

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. kraft:
  2. Kraft:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Kraft (Duits) in het Nederlands

kraft:

kraft bijvoeglijk naamwoord

  1. kraft (in Übereinstimmung mit; folgens; gemäß; entsprechend)
    volgens; in overeenstemming met; overeenkomstig; passend bij
  2. kraft
    krachtens

Vertaal Matrix voor kraft:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overeenkomstig entsprechend; folgens; gemäß; in Übereinstimmung mit; kraft korrespondierend; zufolge; ähnlich
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in overeenstemming met entsprechend; folgens; gemäß; in Übereinstimmung mit; kraft gemäß; gleichwie; im übereinstimmung mit; wie
krachtens kraft
passend bij entsprechend; folgens; gemäß; in Übereinstimmung mit; kraft
volgens entsprechend; folgens; gemäß; in Übereinstimmung mit; kraft korrespondierend; ähnlich

Kraft:

Kraft [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Kraft (Stärke; Arbeitskraft; Macht)
    het vermogen; de kracht; de macht
    • vermogen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • macht [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Kraft (Stärke)
    de sterkte; de kracht
    • sterkte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Kraft (Triebkraft; Leistungsfähigkeit; Arbeitsfähigkeit; )
    momentum; de esprit; de energie; de daadkracht; de werklust; de kracht; de puf; de aandrift; de fut
    • momentum [znw.] zelfstandig naamwoord
    • esprit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • energie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • daadkracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • werklust [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • puf [de ~] zelfstandig naamwoord
    • aandrift [de ~] zelfstandig naamwoord
    • fut [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Kraft (Dynamik; Geschwindigkeit; Vermögen; Schnellheit)
    de sterkte; de dynamiek; de kracht; de energie; fiksheid; de felheid
    • sterkte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • dynamiek [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • energie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • fiksheid [znw.] zelfstandig naamwoord
    • felheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  5. die Kraft (Triebkraft; Energie)
    de stuwkracht; de voortstuwing; de dynamiek
  6. die Kraft (Gelegenheit zur Verwesentlichung; Möglichkeiten; Gelegenheiten; )
    de potentie; mogelijkheid tot verwezenlijking; de kansen; de gelegenheden; de mogelijkheid
  7. die Kraft (starke Seite; Stärke)
    sterke kant; het sterke zijde
  8. die Kraft (Tatkräftigkeit)
    daadkrachtigheid
  9. die Kraft (Muskelstärke)
    gespierdheid

Vertaal Matrix voor Kraft:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandrift Arbeitsfähigkeit; Arbeitskraft; Arbeitslust; Energie; Feurigkeit; Hektik; Inbrunst; Kraft; Leistungsfähigkeit; Schneidigkeit; Seele; Spannkraft; Tatkraft; Triebkraft Andrag; Antrieb; Geschlechtstrieb; Instinkt; Leidenschaft; Leidenschaftlichkeit; Trieb
daadkracht Arbeitsfähigkeit; Arbeitskraft; Arbeitslust; Energie; Feurigkeit; Hektik; Inbrunst; Kraft; Leistungsfähigkeit; Schneidigkeit; Seele; Spannkraft; Tatkraft; Triebkraft
daadkrachtigheid Kraft; Tatkräftigkeit
dynamiek Dynamik; Energie; Geschwindigkeit; Kraft; Schnellheit; Triebkraft; Vermögen
energie Arbeitsfähigkeit; Arbeitskraft; Arbeitslust; Dynamik; Energie; Feurigkeit; Geschwindigkeit; Hektik; Inbrunst; Kraft; Leistungsfähigkeit; Schneidigkeit; Schnellheit; Seele; Spannkraft; Tatkraft; Triebkraft; Vermögen Energie; Geisteskraft; Mentalität; Strom; Tatkraft; Willenskraft; elektrischer Strom
esprit Arbeitsfähigkeit; Arbeitskraft; Arbeitslust; Energie; Feurigkeit; Hektik; Inbrunst; Kraft; Leistungsfähigkeit; Schneidigkeit; Seele; Spannkraft; Tatkraft; Triebkraft
felheid Dynamik; Geschwindigkeit; Kraft; Schnellheit; Vermögen Bissigkeit; Brunst; Eifer; Grellheit; Grimmigkeit; Heftigkeit; Inbrunst; Intensität; Leidenschaftlichkeit; Schärfe; Stachlichkeit; Stärke; Ungestüm
fiksheid Dynamik; Geschwindigkeit; Kraft; Schnellheit; Vermögen
fut Arbeitsfähigkeit; Arbeitskraft; Arbeitslust; Energie; Feurigkeit; Hektik; Inbrunst; Kraft; Leistungsfähigkeit; Schneidigkeit; Seele; Spannkraft; Tatkraft; Triebkraft
gelegenheden Chancen; Dynamik; Energie; Gelegenheit zur Verwesentlichung; Gelegenheiten; Gewalt; Kraft; Möglichkeiten; Potenz; Stärke Ausgehmöglichkeiten; Gelegenheiten; Möglichkeiten
gespierdheid Kraft; Muskelstärke
kansen Chancen; Dynamik; Energie; Gelegenheit zur Verwesentlichung; Gelegenheiten; Gewalt; Kraft; Möglichkeiten; Potenz; Stärke Chancen; Gelegenheiten; Möglichkeiten
kracht Arbeitsfähigkeit; Arbeitskraft; Arbeitslust; Dynamik; Energie; Feurigkeit; Geschwindigkeit; Hektik; Inbrunst; Kraft; Leistungsfähigkeit; Macht; Schneidigkeit; Schnellheit; Seele; Spannkraft; Stärke; Tatkraft; Triebkraft; Vermögen Bissigkeit; Brunst; Eifer; Energie; Fähigkeit; Grimmigkeit; Heftigkeit; Inbrunst; Intensität; Kapazität; Leidenschaftlichkeit; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Schärfe; Stachlichkeit; Stärke; Ungestüm; Vermögen
macht Arbeitskraft; Kraft; Macht; Stärke Ansehen; Autorität; Beeinflussung; Einfluß; Einflüsse; Einwirkung; Herrschaft; Macht; Obrigkeit
mogelijkheid Chancen; Dynamik; Energie; Gelegenheit zur Verwesentlichung; Gelegenheiten; Gewalt; Kraft; Möglichkeiten; Potenz; Stärke Chance; Gelegenheit; Möglichkeit
mogelijkheid tot verwezenlijking Chancen; Dynamik; Energie; Gelegenheit zur Verwesentlichung; Gelegenheiten; Gewalt; Kraft; Möglichkeiten; Potenz; Stärke
momentum Arbeitsfähigkeit; Arbeitskraft; Arbeitslust; Energie; Feurigkeit; Hektik; Inbrunst; Kraft; Leistungsfähigkeit; Schneidigkeit; Seele; Spannkraft; Tatkraft; Triebkraft
potentie Chancen; Dynamik; Energie; Gelegenheit zur Verwesentlichung; Gelegenheiten; Gewalt; Kraft; Möglichkeiten; Potenz; Stärke
puf Arbeitsfähigkeit; Arbeitskraft; Arbeitslust; Energie; Feurigkeit; Hektik; Inbrunst; Kraft; Leistungsfähigkeit; Schneidigkeit; Seele; Spannkraft; Tatkraft; Triebkraft
sterke kant Kraft; Stärke; starke Seite
sterke zijde Kraft; Stärke; starke Seite
sterkte Dynamik; Geschwindigkeit; Kraft; Schnellheit; Stärke; Vermögen Fort; Seite mit Verstärkung; Zitadelle; starke Seite; stärkste Seite
stuwkracht Energie; Kraft; Triebkraft Antrieb; Antriebskraft; Schub; Triebkraft
vermogen Arbeitskraft; Kraft; Macht; Stärke Energie; Fähigkeit; Kapazität; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Reichtum; Vermögen
voortstuwing Energie; Kraft; Triebkraft Antrieb; Antriebskraft; Schub; Triebkraft
werklust Arbeitsfähigkeit; Arbeitskraft; Arbeitslust; Energie; Feurigkeit; Hektik; Inbrunst; Kraft; Leistungsfähigkeit; Schneidigkeit; Seele; Spannkraft; Tatkraft; Triebkraft Arbeitseifer; Eifer; Emsigkeit; Fleiß; Geschäftigkeit
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vermogen dürfen; im Stande sein; können; mögen; sollen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
kracht Leistung

Synoniemen voor "Kraft":


Wiktionary: Kraft

Kraft
noun
  1. die Arbeitskraft (eine fähige Kraft sein)
  2. das menschliche Vermögen (körperliche, schöpferische Kraft)
  3. etwas den Dingen Innewohnendes (heilende Kraft)
  4. Physik, Mechanik: Größe, die je größer desto mehr den Bewegungszustand eines Körpers verändert oder ihn deformiert, und von deren Zustandekommen die Mechanik absehen kann
Kraft
noun
  1. een uitwendige oorzaak die ongehinderd door andere krachten de bewegingstoestand van een lichaam verandert
  2. een persoon die gewoonlijk tegen betaling werk verricht
Cross Translation:
FromToVia
• Kraft → kracht ↔ force — physical quantity that denotes ability to accelerate a body
• Kraft → macht ↔ force — ability to attack, control, or constrain
• Kraft → macht; kracht ↔ might — physical strength
• Kraft → kracht ↔ power — physical force or strength
• Kraft → kracht; macht; sterkte ↔ force — faculté naturelle d’agir vigoureusement, en particulier en parlant de l’homme et des animaux.
• Kraft → macht; vermogen ↔ habilité — rare|fr droit|fr résultat de l’habilitation, aptitude.
• Kraft → animo; bedrijvigheid; drukte; opgewektheid; tierigheid; vertier; forsheid; stevigheid; stoerheid; welgedaanheid; sterkte ↔ vigueur — Force ; plénitude ; énergie ; fougue.

Verwante vertalingen van Kraft







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0674 seconde
Page rendered in 1.0 seconds