Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Erlegen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Erlegen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. erliegen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Erlegen (Duits) in het Nederlands

erlegen:


Synoniemen voor "erlegen":


erliegen:

erliegen werkwoord (erliege, erliegst, erliegt, erlag, erlagt, erlegen)

  1. erliegen (zugeben; nachgeben; weichen; unterliegen)
    zwichten
    • zwichten werkwoord (zwicht, zwichtte, zwichtten, gezwicht)
  2. erliegen (zusammenbrechen; untergehen; umkommen; zugrunde gehen)
    bezwijken; in elkaar storten; ondergaan; te gronde gaan
    • bezwijken werkwoord (bezwijk, bezwijkt, bezweek, bezweken, bezweken)
    • in elkaar storten werkwoord
    • ondergaan werkwoord (onderga, ondergaat, onderging, ondergingen, ondergaan)
    • te gronde gaan werkwoord (ga te gronde, gaat te gronde, gat te gronde, ging te gronde, gingen te gronde, te gronde gegaan)
  3. erliegen (sterben; hingehen; einschlummern; )
    overlijden; sterven
    – doodgaan 1
    • overlijden werkwoord (overlijd, overlijdt, overleed, overleden, overleden)
      • zijn vader is vorig jaar overleden1
    • sterven werkwoord (sterf, sterft, stierf, stierven, gestorven)
      • het konijn van Sandra is gestorven1
    doodgaan; heengaan; inslapen; ontslapen; verscheiden
    • doodgaan werkwoord (ga dood, gaat dood, ging dood, gingen dood, doodgegaan)
    • heengaan werkwoord (ga heen, gaat heen, ging heen, gingen heen, heengegaan)
    • inslapen werkwoord (slaap in, slaapt in, sliep in, sliepen in, ingeslapen)
    • ontslapen werkwoord (ontslaap, ontslaapt, ontsliep, ontsliepen, ontslapen)
    • verscheiden werkwoord (verscheid, verscheidt, verscheidde, verscheidden, verscheiden)
  4. erliegen (unterliegen)
    bezwijken; het onderspit delven; tenondergaan; afleggen
    • bezwijken werkwoord (bezwijk, bezwijkt, bezweek, bezweken, bezweken)
    • het onderspit delven werkwoord (delf het onderspit, delft het onderspit, delfde het onderspit, delfden het onderspit, het onderspit gedelfd)
    • tenondergaan werkwoord (ga tenonder, gaat tenonder, ging tenonder, gingen tenonder, tenondergegaan)
    • afleggen werkwoord (leg af, legt af, legde af, legden af, afgelegd)

Conjugations for erliegen:

Präsens
  1. erliege
  2. erliegst
  3. erliegt
  4. erliegen
  5. erliegt
  6. erliegen
Imperfekt
  1. erlag
  2. erlagst
  3. erlag
  4. erlagen
  5. erlagt
  6. erlagen
Perfekt
  1. bin erlegen
  2. bist erlegen
  3. ist erlegen
  4. sind erlegen
  5. seid erlegen
  6. sind erlegen
1. Konjunktiv [1]
  1. erliege
  2. erliegest
  3. erliege
  4. erliegen
  5. erlieget
  6. erliegen
2. Konjunktiv
  1. erläge
  2. erlägest
  3. erläge
  4. erlägen
  5. erläget
  6. erlägen
Futur 1
  1. werde erliegen
  2. wirst erliegen
  3. wird erliegen
  4. werden erliegen
  5. werdet erliegen
  6. werden erliegen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde erliegen
  2. würdest erliegen
  3. würde erliegen
  4. würden erliegen
  5. würdet erliegen
  6. würden erliegen
Diverses
  1. erlieg!
  2. erliegt!
  3. erliegen Sie!
  5. erlegen
  6. erliegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor erliegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afleggen Aufgeben; Nachgeben
bezwijken Aufgeben; Nachgeben
heengaan Abfahren; Abreisen; Weggehen
overlijden Einbüssen; Einstürzen; Sterben
verscheiden Einbüssen; Einstürzen; Sterben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afleggen erliegen; unterliegen ablegen; zurücklegen
bezwijken erliegen; umkommen; untergehen; unterliegen; zugrunde gehen; zusammenbrechen entschlafen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; vergehen; zerfallen; zugrunde gehen; zurückgehen; zurücklaufen
doodgaan abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; verscheiden; versterben dahingehen; entschlafen; hinscheiden; im Sterben liegen; sterben; umkommen; verscheiden; zugrunde gehen
heengaan abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; verscheiden; versterben abfahren; abreisen; aufbrechen; ausscheiden; austreten; entschlafen; fortfahren; fortgehen; fortreisen; im Sterben liegen; seineZelteabbrechen; sterben; umkommen; verlassen; wegfahren; weggehen; wegreisen; zugrunde gehen
het onderspit delven erliegen; unterliegen Streit verlieren; den kürzeren ziehen
in elkaar storten erliegen; umkommen; untergehen; zugrunde gehen; zusammenbrechen zu Grunde gehen; zusammenbrechen
inslapen abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; verscheiden; versterben entschlafen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; zugrunde gehen
ondergaan erliegen; umkommen; untergehen; zugrunde gehen; zusammenbrechen einsinken; einstürzen; fallen; herunterrutschen; senken; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; versenken; versinken; zugrunde gehen
ontslapen abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; verscheiden; versterben
overlijden abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; verscheiden; versterben dahingehen; entschlafen; hinscheiden; im Sterben liegen; sterben; umkommen; verscheiden; zugrunde gehen
sterven abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; verscheiden; versterben absterben; aussterben; dahingehen; eingehen; entschlafen; erlöschen; hingehen; hinscheiden; im Sterben liegen; sterben; umkommen; verscheiden; versterben; zugrunde gehen
te gronde gaan erliegen; umkommen; untergehen; zugrunde gehen; zusammenbrechen untergehen; zugrunde gehen
tenondergaan erliegen; unterliegen Streit verlieren; den kürzeren ziehen; vergehen; zerfallen; zurückgehen; zurücklaufen
verscheiden abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; sterben; verscheiden; versterben
zwichten erliegen; nachgeben; unterliegen; weichen; zugeben
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verscheiden mehrere; verschiedene

Synoniemen voor "erliegen":


Wiktionary: erliegen

erliegen
Cross Translation:
FromToVia
• erliegen → zwichten (voor de verleiding); toegeven ↔ indulge — to yield to a temptation







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0370 seconde
Page rendered in 1.0 seconds