Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- kleinbürgerlich:
-
Wiktionary:
- kleinbürgerlich → kneuterig
Duits
Uitgebreide vertaling voor kleinbürgerlich (Duits) in het Nederlands
kleinbürgerlich:
-
kleinbürgerlich (beschränkt)
bourgeois; kneuterig; burgerlijk; burgermannetjesachtig-
bourgeois bijvoeglijk naamwoord
-
kneuterig bijvoeglijk naamwoord
-
burgerlijk bijvoeglijk naamwoord
-
burgermannetjesachtig bijvoeglijk naamwoord
-
-
kleinbürgerlich (kleinkariert; spießbürgerlich)
kleinburgerlijk; kleinhartig; kneuterig-
kleinburgerlijk bijvoeglijk naamwoord
-
kleinhartig bijvoeglijk naamwoord
-
kneuterig bijvoeglijk naamwoord
-
-
kleinbürgerlich (beschränkt; spießig; engstirnig; bürgerlich; kleinlich; kleinkariert; kleinmütig; spießbürgerlich)
-
kleinbürgerlich (kleinstädtisch)
kleinsteeds-
kleinsteeds bijvoeglijk naamwoord
-
-
kleinbürgerlich (kleinkariert; engstirnig; kleinmütig; genau; knapp; eng; klein; gering; gewerblich; beschränkt; geizig; bürgerlich; kleinlich; borniert; knickrig)
kleingeestig; bekrompen; benepen; kleinzielig-
kleingeestig bijvoeglijk naamwoord
-
bekrompen bijvoeglijk naamwoord
-
benepen bijvoeglijk naamwoord
-
kleinzielig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor kleinbürgerlich:
Synoniemen voor "kleinbürgerlich":
Wiktionary: kleinbürgerlich
kleinbürgerlich
adjective
-
bekrompen