Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- autorisieren:
-
Wiktionary:
- autorisieren → volmachtigen, machtigen, autoriseren, toelaten
- autorisieren → beamen, billijken, goedkeuren, toestemmen
Duits
Uitgebreide vertaling voor autorisieren (Duits) in het Nederlands
autorisieren:
autorisieren werkwoord (autorisiere, autorisierst, autorisiert, autorisierte, autorisiertet, autorisiert)
-
autorisieren (gestatten; genehmigen)
-
autorisieren
Conjugations for autorisieren:
Präsens
- autorisiere
- autorisierst
- autorisiert
- autorisieren
- autorisiert
- autorisieren
Imperfekt
- autorisierte
- autorisiertest
- autorisierte
- autorisierten
- autorisiertet
- autorisierten
Perfekt
- habe autorisiert
- hast autorisiert
- hat autorisiert
- haben autorisiert
- habt autorisiert
- haben autorisiert
1. Konjunktiv [1]
- autorisiere
- autorisierest
- autorisiere
- autorisieren
- autorisieret
- autorisieren
2. Konjunktiv
- autorisierte
- autorisiertest
- autorisierte
- autorisierten
- autorisiertet
- autorisierten
Futur 1
- werde autorisieren
- wirst autorisieren
- wird autorisieren
- werden autorisieren
- werdet autorisieren
- werden autorisieren
1. Konjunktiv [2]
- würde autorisieren
- würdest autorisieren
- würde autorisieren
- würden autorisieren
- würdet autorisieren
- würden autorisieren
Diverses
- autorisier!
- autorisiert!
- autorisieren Sie!
- autorisiert
- autorisierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor autorisieren:
Synoniemen voor "autorisieren":
Wiktionary: autorisieren
autorisieren
Cross Translation:
verb
-
jemanden berechtigen, bevollmächtigen
- autorisieren → volmachtigen; machtigen; autoriseren; toelaten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• autorisieren | → beamen; billijken; goedkeuren; toestemmen | ↔ approuver — tenir pour acceptable. |