Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Grossmutter:
  2. Großmutter:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Großmutter (Duits) in het Nederlands

Grossmutter:

Grossmutter [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Grossmutter (Großmutter; Oma)
    de oma; de grootmoeder; de opoe; het grootje
    • oma [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • grootmoeder [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • opoe [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • grootje [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Grossmutter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grootje Grossmutter; Großmutter; Oma
grootmoeder Grossmutter; Großmutter; Oma
oma Grossmutter; Großmutter; Oma
opoe Grossmutter; Großmutter; Oma

Großmutter:

Großmutter [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Großmutter (Grossmutter; Oma)
    de oma; de grootmoeder; de opoe; het grootje
    • oma [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • grootmoeder [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • opoe [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • grootje [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Großmutter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grootje Grossmutter; Großmutter; Oma
grootmoeder Grossmutter; Großmutter; Oma
oma Grossmutter; Großmutter; Oma
opoe Grossmutter; Großmutter; Oma

Synoniemen voor "Großmutter":


Wiktionary: Großmutter

Großmutter
noun
  1. een moeder van een ouder
  2. de moeder van een ouder

Cross Translation:
FromToVia
Großmutter oma; grootmoeder grandmother — mother of someone's parent
Großmutter grootmoeder; oma; bestemoer; best; bes; bestje aïeule — Féminin singulier d’aïeul ; grand-mère.