Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: zurückstellen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: zurückstellen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. zurückstellen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor zurückstellen (Duits) in het Nederlands

zurückstellen:

zurückstellen werkwoord (stelle zurück, stellst zurück, stellt zurück, stellte zurück, stelltet zurück, zurückgestellt)

  1. zurückstellen (degradieren; zurücksetzen; erniedrigen; herabmindern; herabsetzen)
    degraderen; in rang verlagen; terugzetten; achteruitzetten; terugplaatsen
    • degraderen werkwoord (degradeer, degradeert, degradeerde, degradeerden, gedegradeerd)
    • in rang verlagen werkwoord (verlaag in rang, verlaagt in rang, verlaagde in rang, verlaagden in rang, in rang verlaagd)
    • terugzetten werkwoord (zet terug, zette terug, zetten terug, teruggezet)
    • achteruitzetten werkwoord (zet achteruit, zette achteruit, zetten achteruit, achteruitgezet)
    • terugplaatsen werkwoord (plaats terug, plaatst terug, plaatste terug, plaatsten terug, teruggeplaatst)
  2. zurückstellen (reservieren; zurückhalten; auf die Seite legen; )
    reserveren; behouden; opzijleggen; achterhouden; terughouden
    • reserveren werkwoord (reserveer, reserveert, reserveerde, reserveerden, gereserveerd)
    • behouden werkwoord (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
    • opzijleggen werkwoord (leg opzij, legt opzij, legde opzij, legden opzij, opzij gelegd)
    • achterhouden werkwoord (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • terughouden werkwoord (houd terug, houdt terug, hield terug, hielden terug, teruggehouden)
  3. zurückstellen (offenhalten; vorbehalten; freihalten; )
    voorbehouden; reserveren
    • voorbehouden werkwoord (behoud voor, behoudt voor, behield voor, behielden voor, voorbehouden)
    • reserveren werkwoord (reserveer, reserveert, reserveerde, reserveerden, gereserveerd)

Conjugations for zurückstellen:

Präsens
  1. stelle zurück
  2. stellst zurück
  3. stellt zurück
  4. stellen zurück
  5. stellt zurück
  6. stellen zurück
Imperfekt
  1. stellte zurück
  2. stelltest zurück
  3. stellte zurück
  4. stellten zurück
  5. stelltet zurück
  6. stellten zurück
Perfekt
  1. habe zurückgestellt
  2. hast zurückgestellt
  3. hat zurückgestellt
  4. haben zurückgestellt
  5. habt zurückgestellt
  6. haben zurückgestellt
1. Konjunktiv [1]
  1. stelle zurück
  2. stellest zurück
  3. stelle zurück
  4. stellen zurück
  5. stellet zurück
  6. stellen zurück
2. Konjunktiv
  1. stellte zurück
  2. stelltest zurück
  3. stellte zurück
  4. stellten zurück
  5. stelltet zurück
  6. stellten zurück
Futur 1
  1. werde zurückstellen
  2. wirst zurückstellen
  3. wird zurückstellen
  4. werden zurückstellen
  5. werdet zurückstellen
  6. werden zurückstellen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zurückstellen
  2. würdest zurückstellen
  3. würde zurückstellen
  4. würden zurückstellen
  5. würdet zurückstellen
  6. würden zurückstellen
Diverses
  1. stell zurück!
  2. stellt zurück!
  3. stellen Sie zurück!
  5. zurückgestellt
  6. zurückstellend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zurückstellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
degraderen Degradieren; Herabsetzen; Zurückseetzen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterhouden auf die Seite legen; beiseite legen; reservieren; zur Seite legen; zurückhalten; zurücklegen; zurückstellen abschirmen; behalten; entwenden; hinterziehen; kamouflieren; klauen; rauben; sich aneignen; stehlen; tarnen; unterschlagen; verbergen; verhehlen; verheimlichen; verschleiern; verschweigen; verstecken; veruntreuen; wegschnappen; zurückbehalten; zurückhalten
achteruitzetten degradieren; erniedrigen; herabmindern; herabsetzen; zurücksetzen; zurückstellen
behouden auf die Seite legen; beiseite legen; reservieren; zur Seite legen; zurückhalten; zurücklegen; zurückstellen abschirmen; achtgeben; aufbewahren; aufheben; aufpassen; beaufsichtigen; behüten; beschützen; bewahren; einbüchsen; einkochen; einmachen; hüten; im Stand erhalten; konservieren
degraderen degradieren; erniedrigen; herabmindern; herabsetzen; zurücksetzen; zurückstellen
in rang verlagen degradieren; erniedrigen; herabmindern; herabsetzen; zurücksetzen; zurückstellen
opzijleggen auf die Seite legen; beiseite legen; reservieren; zur Seite legen; zurückhalten; zurücklegen; zurückstellen
reserveren auf die Seite legen; auf die Seitelegen; beiseite legen; freihalten; offenhalten; reservieren; vorbehalten; zur Seite legen; zurückbehalten; zurückhalten; zurücklegen; zurückstellen ein Reis buchen; ein Reis reservieren
terughouden auf die Seite legen; beiseite legen; reservieren; zur Seite legen; zurückhalten; zurücklegen; zurückstellen abhalten; abwehren; abwenden; bezwingen; bezähmen; unterdrücken; zurückhalten
terugplaatsen degradieren; erniedrigen; herabmindern; herabsetzen; zurücksetzen; zurückstellen vertreten; wiederwählen; zurücklegen; zurücksetzen; zurückversetzen
terugzetten degradieren; erniedrigen; herabmindern; herabsetzen; zurücksetzen; zurückstellen vertreten; wiederherstellen; wiederwählen; zurücklegen; zurücksetzen; zurückversetzen
voorbehouden auf die Seitelegen; beiseite legen; freihalten; offenhalten; vorbehalten; zur Seite legen; zurückbehalten; zurückhalten; zurücklegen; zurückstellen

Synoniemen voor "zurückstellen":


Wiktionary: zurückstellen

zurückstellen
verb
  1. naar een later tijdstip verschuiven

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0345 seconde
Page rendered in 1.0 seconds