Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
dürftig:
- inferieur; minderwaardig; slecht; zwak; ondermaats; tweederangs; ondeugdelijk; arm; in geringe mate; klein; laag; niet hoog; laag-bij-de-grond; gemeen; onedel; laaghartig; mager; dun; geen vet op de botten hebbende; schraal; iel; schriel; armoedig; armelijk; bekaaid; pover; schamel; er bekaaid afkomen; onvolgroeid; armzalig; karig; berooid; krakkemikkig; wankel; gammel; weinig; luttel; banaal; triviaal; vunzig; schunnig; grof; lomp; platvloers; plat
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor dürftig (Duits) in het Nederlands
dürftig:
-
dürftig (untergeordnet; ärmlich; gebrechlich; unzureichend; ungenügend; armselig; schwach; zweitklassig; niedrig; schäbig; kärglich; minderwertig; karg; hinfällig; zweitrangig)
inferieur; minderwaardig; slecht; zwak; ondermaats; tweederangs; ondeugdelijk; arm-
inferieur bijvoeglijk naamwoord
-
minderwaardig bijvoeglijk naamwoord
-
slecht bijvoeglijk naamwoord
-
zwak bijvoeglijk naamwoord
-
ondermaats bijvoeglijk naamwoord
-
tweederangs bijvoeglijk naamwoord
-
ondeugdelijk bijvoeglijk naamwoord
-
arm bijvoeglijk naamwoord
-
-
dürftig (gering; winzig; banal)
-
dürftig (falsch; niedrig; tief; gering; niederträchtig; schofel; mies; schwach; schäbig; banal; fühllos; trivial; schuftig; schändlich)
-
dürftig (niederträchtig; gering; einfach; winzig; gemein; kleinlich; mies; banal; gängig; gehässig; verrucht; landläufig; schuftig; falsch; fühllos; alltäglich; heimtückisch; schamlos; hinterhältig; hinterlistig; schmählich)
laag; laag-bij-de-grond; gemeen; onedel; laaghartig-
laag bijvoeglijk naamwoord
-
laag-bij-de-grond bijvoeglijk naamwoord
-
gemeen bijvoeglijk naamwoord
-
onedel bijvoeglijk naamwoord
-
laaghartig bijvoeglijk naamwoord
-
-
dürftig (schmächtig; dünn; mager; gebrechlich; nichtig; hager; karg; kärglich; kränklich)
-
dürftig (armselig; ärmlich; armutig; gering)
-
dürftig (schlecht; ärmlich)
bekaaid; pover; schamel; er bekaaid afkomen-
bekaaid bijvoeglijk naamwoord
-
pover bijvoeglijk naamwoord
-
schamel bijvoeglijk naamwoord
-
er bekaaid afkomen bijvoeglijk naamwoord
-
-
dürftig (unreif; kärglich; karg; schäbig; ärmlich; minderwertig; armselig; schofel)
-
dürftig (spärlich; schmächtig; miserabel; empfindlich; knapp; klein; schwach; winzig; geringfügig; sparsam; mager; hager; kläglich; eng; fein; schlecht; gering; hohl; dünn; öde; karg; hinfällig; schlapp; hilflos; schlaff; schäbig; handlich; unscheinbar; ungültig; zerbrechlich; flau; schütter; nichtig; vergänglich; gedrungen; grundlos; kärglich; schadhaft; gebrechlich; schwächlich; kränklich; sehrklein)
-
dürftig (armselig; empfindlich; knapp; schmächtig; winzig; geringfügig; eng; gering; karg; hinfällig; schäbig; hager; ärmlich)
-
dürftig (hinfällig; wackelig; schwach; schlapp; zart; baufällig; zerbrechlich; mürbe; wacklig; ruinös; empfindlich; fein; schlecht; matt; empfindsam; schlaff; marode; brüchig; gläsern; flau; grundlos; verderblich; gebrechlich; klapprig; vergammelt; schwächlich; kränklich; krakelig; klapperig; brechbar)
krakkemikkig; zwak; wankel; gammel-
krakkemikkig bijvoeglijk naamwoord
-
zwak bijvoeglijk naamwoord
-
wankel bijvoeglijk naamwoord
-
gammel bijvoeglijk naamwoord
-
-
dürftig (einige; wenig; sparsam; spärlich; ärmlich; karg; mager; kärglich; armselig)
-
dürftig (obszön; schmierig; faul; dick; heimtückisch; schamlos; fettartig; schal; schmutzig; falsch; grob; fett; ekelhaft; platt; derb; dumpf; rüde; schäbig; banal; hinterhältig; fettig; garstig; hinterlistig; trivial; abgestanden; schmuddelig; dumpfig; bäuerisch; schofel; schuftig; schmählich; schändlich; ungeschlacht)
banaal; triviaal; vunzig; laag-bij-de-grond; schunnig; grof; lomp; platvloers; plat-
banaal bijvoeglijk naamwoord
-
triviaal bijvoeglijk naamwoord
-
vunzig bijvoeglijk naamwoord
-
laag-bij-de-grond bijvoeglijk naamwoord
-
schunnig bijvoeglijk naamwoord
-
grof bijvoeglijk naamwoord
-
lomp bijvoeglijk naamwoord
-
platvloers bijvoeglijk naamwoord
-
plat bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor dürftig:
Synoniemen voor "dürftig":
Wiktionary: dürftig
dürftig
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• dürftig | → gering; karig | ↔ scant — very little |
• dürftig | → onbelangrijk; dunnetjes | ↔ tenuous — thin in substance or consistency |
• dürftig | → karig; schaars; schraal; schriel | ↔ insuffisant — Qui ne suffire pas. |
• dürftig | → schraal | ↔ mesquin — Qui témoigne d’avarice |
• dürftig | → karig; schaars; schraal; schriel; zeldzaam; kostbaar; ongemeen | ↔ rare — Qui est en petit nombre, qui se trouve difficilement. |
Computer vertaling door derden: