Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- Trommel:
- Wiktionary:
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
Duits
Uitgebreide vertaling voor Trommel (Duits) in het Nederlands
Trommel:
Vertaal Matrix voor Trommel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
trom | Büchse; Dose; Trommel | |
trommel | Büchse; Dose; Trommel | Büchse; Dose; Konserve; Vorratsdose |
Synoniemen voor "Trommel":
Wiktionary: Trommel
Computer vertaling door derden:
Verwante vertalingen van Trommel
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor Trommel (Nederlands) in het Duits
Trommel vorm van trommel:
-
de trommel (trom)
-
de trommel (opbergblik; blik; bus; blikje)
Vertaal Matrix voor trommel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Büchse | blik; blikje; bus; opbergblik; trom; trommel | blik; blikje; box; buitenkant; buks; busje; conservenblik; doos; dun metaal; etui; foedraal; huls; karabijn; koker; kokervormig doosje; metaal; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergdoos; opbergruimte; tin |
Dose | blik; blikje; bus; opbergblik; trom; trommel | blik; box; buitenkant; conservenblik; doos; dosis; huls; metaal; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergdoos; opbergruimte; portie; tin; verpakking |
Konserve | blik; blikje; bus; opbergblik; trommel | blik; conservenblik; metaal; tin |
Trommel | trom; trommel | |
Vorratsdose | blik; blikje; bus; opbergblik; trommel |
Verwante woorden van "trommel":
trommelen:
-
trommelen (roffelen; de trom roeren)
Conjugations for trommelen:
o.t.t.
- trommel
- trommelt
- trommelt
- trommelen
- trommelen
- trommelen
o.v.t.
- trommelde
- trommelde
- trommelde
- trommelden
- trommelden
- trommelden
v.t.t.
- heb getrommeld
- hebt getrommeld
- heeft getrommeld
- hebben getrommeld
- hebben getrommeld
- hebben getrommeld
v.v.t.
- had getrommeld
- had getrommeld
- had getrommeld
- hadden getrommeld
- hadden getrommeld
- hadden getrommeld
o.t.t.t.
- zal trommelen
- zult trommelen
- zal trommelen
- zullen trommelen
- zullen trommelen
- zullen trommelen
o.v.t.t.
- zou trommelen
- zou trommelen
- zou trommelen
- zouden trommelen
- zouden trommelen
- zouden trommelen
en verder
- ben getrommeld
- bent getrommeld
- is getrommeld
- zijn getrommeld
- zijn getrommeld
- zijn getrommeld
diversen
- trommel!
- trommelt!
- getrommeld
- trommelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor trommelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
einenWirbelschlagen | de trom roeren; roffelen; trommelen | aanmodderen; prutsen; rommelen |
rasseln | de trom roeren; roffelen; trommelen | aanmodderen; kletteren; prutsen; rammelen; reutelen; rochelen; rommelen |
trommeln | de trom roeren; roffelen; trommelen | aanmodderen; prutsen; rommelen |
wirbeln | de trom roeren; roffelen; trommelen | aanmodderen; draaien; dwarrelen; kolken; naar beneden zweven; prutsen; rommelen; ronddraaien; rondtollen; tollen; wervelen; wielen; zwieren |
Verwante woorden van "trommelen":
Computer vertaling door derden: