Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Gerät

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Gerät

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Gerät:
  2. geraten:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Gerät (Duits) in het Nederlands

Gerät:

Gerät [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Gerät (Maschine)
    de machine
    • machine [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. Gerät (Werkzeug; Handwerkzeug)
    de werktuigen; de instrument; de gereedschappen; de gereedschap; de instrumenten; de werktuig; het gerei; handwerktuig; het handgereedschap
  3. Gerät (Apparatur; Apparat)
    de apparatuur
  4. Gerät (Gegenstand; Artikel; Ding; )
    het goed; het artikel; het voorwerp; het item; het ding; het object; de zaak
    • goed [het ~] zelfstandig naamwoord
    • artikel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • voorwerp [het ~] zelfstandig naamwoord
    • item [het ~] zelfstandig naamwoord
    • ding [het ~] zelfstandig naamwoord
    • object [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zaak [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. Gerät
    het apparaat
    • apparaat [het ~] zelfstandig naamwoord
  6. Gerät (Handy; Mobiltelefon)
    de mobiele telefoon

Vertaal Matrix voor Gerät:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apparaat Gerät Apparat; Apparatur
apparatuur Apparat; Apparatur; Gerät Arbeitsgerät
artikel Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug Artikel; Artikel eines Gesetzes; Bedingung; Klausel; Publikation; Veröffentlichung
ding Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug
gereedschap Gerät; Handwerkzeug; Werkzeug
gereedschappen Gerät; Handwerkzeug; Werkzeug
gerei Gerät; Handwerkzeug; Werkzeug
goed Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug Kleider; Kleidung; Stoff; Wäsche; Zeug
handgereedschap Gerät; Handwerkzeug; Werkzeug
handwerktuig Gerät; Handwerkzeug; Werkzeug
instrument Gerät; Handwerkzeug; Werkzeug
instrumenten Gerät; Handwerkzeug; Werkzeug
item Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug Artikel; Element; Outlook-Element
machine Gerät; Maschine Maschine
mobiele telefoon Gerät; Handy; Mobiltelefon Funktelefon; Handy; Mobilfunktelefon; Mobiltelefon
object Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug Objekt
voorwerp Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug
werktuig Gerät; Handwerkzeug; Werkzeug
werktuigen Gerät; Handwerkzeug; Werkzeug Maschinenwerkzeug
zaak Artikel; Ding; Gegenstand; Gegenstände; Gerät; Objekt; Sache; Sachen; Ware; Zeug Affäre; Angelegenheit; Betrieb; Firma; Frage; Geschäft; Geschäfte; Geschäftsbetrieb; Handel; Handelsbetrieb; Handelsgeschäft; Handelsunternehmen; Holding; Holdinggesellschaft; Laden; Sache; Transaktion; Unternehmen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
goed akkurat; einwandfrei; genau; gewissenhaft; gründlich; gut; haargenau; korrekt; minuziös; peinlich genau; richtig; tadellos

Synoniemen voor "Gerät":


Wiktionary: Gerät

Gerät
noun
  1. een mechanisch instrument dat gebruikt wordt om werk te kunnen doen
  2. een werktuig dat uit meer dan één onderdeel bestaat
Cross Translation:
FromToVia
• Gerät → toestel; huishoudstoestel ↔ appliance — a device in its own right
• Gerät → apparaat; toestel ↔ device — piece of equipment
• Gerät → toestel ↔ set — device for receiving broadcast radio waves; a radio or television
• Gerät → gereedschap; werktuig; instrument; hulpmiddel ↔ tool — mechanical device intended to make a task easier
• Gerät → lul ↔ tool — penis
• Gerät → gereedschap; outillage; gerei ↔ matériel — ensemble des objets de toute nature qui sont employés à quelque service public, par opposition à personnel, qui s’entend de toutes les personnes attachées à ce même service. Ensemble des matériaux et des outils nécessaires à une fabrication, une [[concep

Gerät vorm van geraten:

geraten werkwoord (gerate, gerätst, gerät, geriet, gerietet, geraten)

  1. geraten (hingeraten; kommen)
    terechtkomen; geraken; verzeilen; belanden
    • terechtkomen werkwoord (kom terecht, komt terecht, kwam terecht, kwamen terecht, terechtgekomen)
    • geraken werkwoord (geraak, geraakt, geraakte, geraakten, geraakt)
    • verzeilen werkwoord
    • belanden werkwoord (beland, belandt, belandde, belandden, beland)
  2. geraten (erreichen; kommen; eintreffen; )
    terecht komen; geraken
  3. geraten (fertigbringen; gelingen; bestehen; )
    slagen voor

Conjugations for geraten:

Präsens
  1. gerate
  2. gerätst
  3. gerät
  4. geraten
  5. gerat
  6. geraten
Imperfekt
  1. geriet
  2. gerietst
  3. geriet
  4. gerieten
  5. gerietet
  6. gerieten
Perfekt
  1. bin geraten
  2. bist geraten
  3. ist geraten
  4. sind geraten
  5. seid geraten
  6. sind geraten
1. Konjunktiv [1]
  1. gerate
  2. geratest
  3. gerate
  4. geraten
  5. geratet
  6. geraten
2. Konjunktiv
  1. geriete
  2. gerietest
  3. geriete
  4. gerieten
  5. gerietet
  6. gerieten
Futur 1
  1. werde geraten
  2. wirst geraten
  3. wird geraten
  4. werden geraten
  5. werdet geraten
  6. werden geraten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde geraten
  2. würdest geraten
  3. würde geraten
  4. würden geraten
  5. würdet geraten
  6. würden geraten
Diverses
  1. gerate!
  2. geratet!
  3. geraten Sie!
  5. geraten
  6. geratend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor geraten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
terechtkomen Fallen; Stürzen; während der Landung aufsetzen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belanden geraten; hingeraten; kommen
geraken angelangen; aufschlagen; eintreffen; erreichen; geraten; hingeraten; kommen
slagen voor ankommen; bestehen; durchsetzen; fertigbringen; gelingen; geraten; glücken; hinkommen; schicken; schmeißen; zurechtkommen
terecht komen angelangen; aufschlagen; eintreffen; erreichen; geraten; hingeraten; kommen
terechtkomen geraten; hingeraten; kommen an Land gehen; anlegen; enden; herabsteigen; hingelangen; hingeraten; hinkommen; hinunterkommen; zurechtkommen
verzeilen geraten; hingeraten; kommen

Wiktionary: geraten

geraten
verb
  1. in een bepaalde toestand of situatie komen
  2. uiteindelijk, vaak per ongeluk, ergens geraken
Cross Translation:
FromToVia
• geraten → bloeien; floreren; gedijen; tieren; vooruitkomen; welvaren ↔ prospérer — Être heureux, avoir la fortune favorable.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Gerät







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0749 seconde
Page rendered in 1.0 seconds