Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- versperren:
-
Wiktionary:
- versperren → blokkeren, versperren, vergrendelen, barreren, doorhalen, doorstrepen, een streep halen door, schrappen, afdammen, afsluiten, belemmeren, stuwen
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- versperren:
-
Wiktionary:
- versperren → verstellen
- versperren → versperren, blockieren, hindern, sperren, absperren, aufhalten, hemmen, behindern, verbarrikadieren, Sperren errichten
Duits
Uitgebreide vertaling voor versperren (Duits) in het Nederlands
versperren:
-
versperren (verbarrikadieren; blockieren; verstellen; verrammeln)
-
versperren (verriegeln; schließen; sperren; abschliessen; verschließen; zusperren; zumachen; zuschliessen; verrammeln; absperren)
vergrendelen; locken; afsluiten; sluiten; afgrendelen; op slot zetten; op slot doen; grendelen; borgen; dichtdoen; dichtmaken-
op slot zetten werkwoord
-
borgen werkwoord
-
versperren (abschließen; zuschliessen; verriegeln; zumachen; zusperren; zudrehen)
-
versperren (schließen; sperren; verschließen; zumachen; verriegeln; zusperren)
Conjugations for versperren:
Präsens
- versperre
- versperrst
- versperrt
- versperren
- versperrt
- versperren
Imperfekt
- versperrte
- versperrtest
- versperrte
- versperrten
- versperrtet
- versperrten
Perfekt
- habe versperrt
- hast versperrt
- hat versperrt
- haben versperrt
- habt versperrt
- haben versperrt
1. Konjunktiv [1]
- versperre
- versperrest
- versperre
- versperren
- versperret
- versperren
2. Konjunktiv
- versperrte
- versperrtest
- versperrte
- versperrten
- versperrtet
- versperrten
Futur 1
- werde versperren
- wirst versperren
- wird versperren
- werden versperren
- werdet versperren
- werden versperren
1. Konjunktiv [2]
- würde versperren
- würdest versperren
- würde versperren
- würden versperren
- würdet versperren
- würden versperren
Diverses
- versperr!
- versperrt!
- versperren Sie!
- versperrt
- versperrend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor versperren:
Synoniemen voor "versperren":
Wiktionary: versperren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• versperren | → blokkeren; versperren | ↔ bar — to obstruct the passage of |
• versperren | → blokkeren; versperren; vergrendelen; barreren | ↔ bar — to lock or bolt with a bar |
• versperren | → doorhalen; doorstrepen; een streep halen door; schrappen; afdammen; afsluiten; belemmeren; stuwen; versperren | ↔ barrer — fermer avec une barre par-derrière. |
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor versperren (Nederlands) in het Duits
versperren:
-
versperren (barricaderen)
Conjugations for versperren:
o.t.t.
- versper
- verspert
- verspert
- versperren
- versperren
- versperren
o.v.t.
- versperde
- versperde
- versperde
- versperden
- versperden
- versperden
v.t.t.
- heb versperd
- hebt versperd
- heeft versperd
- hebben versperd
- hebben versperd
- hebben versperd
v.v.t.
- had versperd
- had versperd
- had versperd
- hadden versperd
- hadden versperd
- hadden versperd
o.t.t.t.
- zal versperren
- zult versperren
- zal versperren
- zullen versperren
- zullen versperren
- zullen versperren
o.v.t.t.
- zou versperren
- zou versperren
- zou versperren
- zouden versperren
- zouden versperren
- zouden versperren
diversen
- versper!
- verspert!
- versperd
- versperrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor versperren:
Verwante definities voor "versperren":
Wiktionary: versperren
versperren
Cross Translation:
verb
-
transitiv: durch andere Objekte unzugänglich machen bzw. verstecken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• versperren | → versperren; blockieren | ↔ bar — to obstruct the passage of |
• versperren | → versperren | ↔ bar — to lock or bolt with a bar |
• versperren | → blockieren | ↔ block — to prevent passing |
• versperren | → hindern; sperren; versperren; absperren; aufhalten; hemmen; behindern | ↔ barrer — fermer avec une barre par-derrière. |
• versperren | → verbarrikadieren; Sperren errichten | ↔ barricader — fermer, obstruer par une barricade. |