Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- stinken:
- Wiktionary:
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
Duits
Uitgebreide vertaling voor stinken (Duits) in het Nederlands
stinken:
Conjugations for stinken:
Präsens
- stinke
- stinkst
- stinkt
- stinken
- stinkt
- stinken
Imperfekt
- stank
- stankst
- stank
- stanken
- stanket
- stanken
Perfekt
- habe gestunken
- hast gestunken
- hat gestunken
- haben gestunken
- habt gestunken
- haben gestunken
1. Konjunktiv [1]
- stinke
- stinkest
- stinke
- stinken
- stinket
- stinken
2. Konjunktiv
- stänke
- stänkest
- stänke
- stänken
- stänket
- stänken
Futur 1
- werde stinken
- wirst stinken
- wird stinken
- werden stinken
- werdet stinken
- werden stinken
1. Konjunktiv [2]
- würde stinken
- würdest stinken
- würde stinken
- würden stinken
- würdet stinken
- würden stinken
Diverses
- stink!
- stinkt!
- stinken Sie!
- gestunken
- stinkend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor stinken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
een geur verspreiden | riechen; stinken | |
een luchtje hebben | riechen; stinken | |
geuren | riechen; stinken | auffallen; glänzen; prahlen; prunken; zeigen; zur Schau stellen |
meuren | riechen; stinken | schlafen; schlummern |
rieken | riechen; stinken | |
ruiken | riechen; stinken | |
stinken | riechen; stinken | |
walmen | riechen; stinken | qualmen |
Synoniemen voor "stinken":
Wiktionary: stinken
stinken
Cross Translation:
verb
stinken
-
-
- stinken → stinken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stinken | → stinken | ↔ reek — to have or give off a strong, unpleasant smell |
• stinken | → ruiken; geuren; stinken | ↔ smell — have a particular smell |
• stinken | → stinken | ↔ stink — have a strong bad smell |
• stinken | → stinken | ↔ stink — give an impression of dishonesty or untruth |
• stinken | → stinken | ↔ puer — sentir mauvais. |
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor stinken (Nederlands) in het Duits
stinken:
Conjugations for stinken:
o.t.t.
- stink
- stinkt
- stinkt
- stinken
- stinken
- stinken
o.v.t.
- stonk
- stonk
- stonk
- stonken
- stonken
- stonken
v.t.t.
- heb gestonken
- hebt gestonken
- heeft gestonken
- hebben gestonken
- hebben gestonken
- hebben gestonken
v.v.t.
- had gestonken
- had gestonken
- had gestonken
- hadden gestonken
- hadden gestonken
- hadden gestonken
o.t.t.t.
- zal stinken
- zult stinken
- zal stinken
- zullen stinken
- zullen stinken
- zullen stinken
o.v.t.t.
- zou stinken
- zou stinken
- zou stinken
- zouden stinken
- zouden stinken
- zouden stinken
en verder
- ben gestonken
- bent gestonken
- is gestonken
- zijn gestonken
- zijn gestonken
- zijn gestonken
diversen
- stink!
- stinkt!
- gestonken
- stinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor stinken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
riechen | een luchtje hebben; geuren; meuren; rieken; ruiken; stinken; walmen | een geur verspreiden; geuren; rieken; ruiken |
stinken | een luchtje hebben; geuren; meuren; rieken; ruiken; stinken; walmen | een geur verspreiden; geuren; rieken; ruiken |
Verwante definities voor "stinken":
Wiktionary: stinken
stinken
Cross Translation:
verb
stinken
-
een onaangename geur hebben
- stinken → stinken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stinken | → stinken | ↔ reek — to have or give off a strong, unpleasant smell |
• stinken | → riechen; stinken | ↔ smell — have a particular smell |
• stinken | → stinken | ↔ stink — have a strong bad smell |
• stinken | → stinken | ↔ stink — give an impression of dishonesty or untruth |
• stinken | → stinken | ↔ puer — sentir mauvais. |