Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- konstruieren:
-
Wiktionary:
- konstruieren → aanleggen, bouwen, construeren, fitten, installeren, maken, aanmaken, bedrijven, doen, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren, poseren, zitten, leggen, steken, plaatsen, stellen, stoppen, zetten, situeren, stationeren
Duits
Uitgebreide vertaling voor konstruieren (Duits) in het Nederlands
konstruieren:
konstruieren werkwoord (konstruiere, konstruierst, konstruiert, konstruierte, konstruiertet, konstruiert)
-
konstruieren (aufbauen; bauen; gründen; errichten; erbauen; aufrichten; begründen; aufrücken; setzen; steigen; aufstellen; wallen; starten; hissen; etablieren; aufführen; aufziehen)
-
konstruieren (entwerfen; entwickeln; kreieren; hervorbringen; erfinden)
-
konstruieren (ins Leben rufen; machen; produzieren; herstellen; kreieren; schaffen; verfertigen; bilden; erschaffen; fabrizieren; entwickeln; tun; entwerfen; erzeugen; schöpfen; gestalten; erfinden; anfertigen; hervorbringen; formen; entstehen; skizzieren)
maken; scheppen; in het leven roepen-
in het leven roepen werkwoord (roep in het leven, roept in het leven, riep in het leven, riepen in het leven, in het leven geroepen)
Conjugations for konstruieren:
Präsens
- konstruiere
- konstruierst
- konstruiert
- konstruieren
- konstruiert
- konstruieren
Imperfekt
- konstruierte
- konstruiertest
- konstruierte
- konstruierten
- konstruiertet
- konstruierten
Perfekt
- habe konstruiert
- hast konstruiert
- hat konstruiert
- haben konstruiert
- habt konstruiert
- haben konstruiert
1. Konjunktiv [1]
- konstruiere
- konstruierest
- konstruiere
- konstruieren
- konstruieret
- konstruieren
2. Konjunktiv
- konstruierte
- konstruiertest
- konstruierte
- konstruierten
- konstruiertet
- konstruierten
Futur 1
- werde konstruieren
- wirst konstruieren
- wird konstruieren
- werden konstruieren
- werdet konstruieren
- werden konstruieren
1. Konjunktiv [2]
- würde konstruieren
- würdest konstruieren
- würde konstruieren
- würden konstruieren
- würdet konstruieren
- würden konstruieren
Diverses
- konstruier!
- konstruiert!
- konstruieren Sie!
- konstruiert
- konstruierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor konstruieren:
Synoniemen voor "konstruieren":
Wiktionary: konstruieren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• konstruieren | → aanleggen; bouwen; construeren | ↔ bâtir — construire une maison, un édifice. |
• konstruieren | → aanleggen; bouwen; construeren; fitten; installeren; maken; aanmaken; bedrijven; doen; uitbrengen; uitrichten; uitvoeren | ↔ construire — bâtir, élever, avec de la pierre, du bois, du métal, etc., d’après un plan déterminé. |
• konstruieren | → poseren; zitten; leggen; steken; plaatsen; stellen; stoppen; zetten; doen; situeren; stationeren; aanleggen; bouwen; construeren; fitten; installeren; maken; aanmaken; bedrijven; uitbrengen; uitrichten; uitvoeren | ↔ poser — placer, mettre sur quelque chose. |
Computer vertaling door derden: