Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- füglich:
-
Wiktionary:
- füglich → bruikbaar, geschikt, doelmatig, gemakkelijk, gepast, passend, betamelijk, toepasselijk, behoorlijk, fatsoenlijk, keurig, voegzaam, welvoeglijk, verstandig, vroed, wijs
Duits
Uitgebreide vertaling voor füglich (Duits) in het Nederlands
füglich:
-
füglich (schicklich)
-
füglich (untertänig; unterworfen; gefügig; gehorsam; fügsam; folgsam)
onderworpen; volgzaam; gedwee; meegaand-
onderworpen bijvoeglijk naamwoord
-
volgzaam bijvoeglijk naamwoord
-
gedwee bijvoeglijk naamwoord
-
meegaand bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor füglich:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gedwee | folgsam; füglich; fügsam; gefügig; gehorsam; untertänig; unterworfen | bequem; dienstbereit; dienstfertig; entgegenkommend; folgsam; fügsam; gefällig; gefügig; gehorsam; leicht zu bearbeiten; nachgiebig |
meegaand | folgsam; füglich; fügsam; gefügig; gehorsam; untertänig; unterworfen | bequem; beugsam; dienstbereit; dienstfertig; entgegenkommend; flexibel; folgsam; fügsam; gefällig; gefügig; gehorsam; geschmeidig; leicht zu bearbeiten; nachgiebig |
voegzaam | füglich; schicklich | |
volgzaam | folgsam; füglich; fügsam; gefügig; gehorsam; untertänig; unterworfen | folgsam |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
onderworpen | folgsam; füglich; fügsam; gefügig; gehorsam; untertänig; unterworfen | abhängig; beherrschen; beherrscht; dominieren; dominiert; gehorsam; hündisch; inhaltslos; nebensächlich; schlecht; sekundär; sklavisch; untergeben; untergeordnet; untertänig; wertlos |
Wiktionary: füglich
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• füglich | → bruikbaar; geschikt; doelmatig; gemakkelijk; gepast; passend; betamelijk; toepasselijk; behoorlijk; fatsoenlijk; keurig; voegzaam; welvoeglijk | ↔ convenable — Qui est approprier, qui convient à quelqu’un ou à quelque chose. |
• füglich | → verstandig; vroed; wijs; betamelijk; gepast; geschikt; passend; toepasselijk | ↔ raisonnable — Qui douer de raison, qui a la faculté de raisonner. |