Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. einsilbig:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor einsilbig (Duits) in het Nederlands

einsilbig:

einsilbig bijvoeglijk naamwoord

  1. einsilbig (ohne Umschweife; angebunden; brüsk; kurz angebunden)
    bot; kortaf; zonder omhaal
  2. einsilbig
    eenlettergrepig

Vertaal Matrix voor einsilbig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bot Gebeine; Knochen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bot angebunden; brüsk; einsilbig; kurz angebunden; ohne Umschweife bäuerisch; derb; doof; dumm; flegelhaft; grob; grobschlächtig; klobig; lümmelhaft; plump; schroff; schwerfällig; stumpf; täppisch; tölpelhaft; unerzogen; ungehobelt; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; unhöflich; unkultiviert; unscharf; verschwommen; wild; zutäppisch
eenlettergrepig einsilbig
kortaf angebunden; brüsk; einsilbig; kurz angebunden; ohne Umschweife barsch; brüsk; kurzweg; mürrisch; reizbar; schroff; verdrießlich
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
bot Robot
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zonder omhaal angebunden; brüsk; einsilbig; kurz angebunden; ohne Umschweife kurz; kurzerhand

Synoniemen voor "einsilbig":


Wiktionary: einsilbig

einsilbig
adjective
  1. taalkunde|nld uit een enkele lettergreep bestaand

Cross Translation:
FromToVia
einsilbig eenlettergrepig monosyllabic — consisting of one syllable