Sendung: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Sendung:
- programma; uitzending; radio-uitzending; levering; zending; uitlevering; aflevering; leverantie; radioprogramma; radio; het zenden; verzending; missie; zending met speciale opdracht; roeping; toezending; bezorging; afgifte; geleverde
Wiktionary:
- Sendung → uitzenden, transmissie, uitzending, programma, zending, verzending, bezending

Duits

Uitgebreide vertaling voor Sendung (Duits) in het Nederlands

Sendung:

Sendung [die ~] zelfstandig naamwoord

die Sendung (Radio-aussendung; Übertragung; Ausstrahlung)
het programma
– uitzending van radio of televisie ¹
- programma [het ~] zelfstandig naamwoord
  - in dit programma aandacht voor de daklozen¹
de uitzending; de radio-uitzending
- uitzending [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- radio-uitzending [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Sendung (Ablieferung; Lieferung; Auslieferung; Versand; Versandung; Versendung; Beförderung; Einschickung)
de levering; de zending; de uitlevering; de aflevering; de leverantie
- levering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- zending [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- uitlevering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aflevering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- leverantie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Sendung (Radioprogramm; Radio; Übertragung; Rundfunkprogramm; Hörfunk; Hörfolge)
de uitzending; het radioprogramma; de radio
- uitzending [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- radioprogramma [het ~] zelfstandig naamwoord
- radio [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
die Sendung (Postsendung)
de zending; het zenden
- zending [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- het zenden [znw.] zelfstandig naamwoord
die Sendung (Absenden)
de verzending
- verzending [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Sendung (Berufung; Mission; Delegation)
de missie; zending met speciale opdracht; de roeping
- missie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- zending met speciale opdracht [znw.] zelfstandig naamwoord
- roeping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Sendung (Zusendung)
de toezending
- toezending [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Sendung (Ablieferung; Lieferung; Bestellung; Aufgabe; Versandung; Besorgung; Zustellung; Einschickung; Versand; Beförderung; Auslieferung; Versendung; Einsendung)
de levering; de bezorging; de leverantie; de afgifte; geleverde
- levering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bezorging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- leverantie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- afgifte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- geleverde [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Sendung:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afgifte	Ablieferung; Aufgabe; Auslieferung; Beförderung; Besorgung; Bestellung; Einschickung; Einsendung; Lieferung; Sendung; Versand; Versandung; Versendung; Zustellung	Abgabe; Ablieferung; Ausgabe; Distribution; Einlieferung; Emission; Erteilung; Herausgabe
aflevering	Ablieferung; Auslieferung; Beförderung; Einschickung; Lieferung; Sendung; Versand; Versandung; Versendung	Abgeben; Ablieferen; Ablieferung; Ausgabe; Fassung; Folge; Liefern; Lieferung; Version
bezorging	Ablieferung; Aufgabe; Auslieferung; Beförderung; Besorgung; Bestellung; Einschickung; Einsendung; Lieferung; Sendung; Versand; Versandung; Versendung; Zustellung	Lieferung; Post Zustellung; Zustelldienst; Zustellung
geleverde	Ablieferung; Aufgabe; Auslieferung; Beförderung; Besorgung; Bestellung; Einschickung; Einsendung; Lieferung; Sendung; Versand; Versandung; Versendung; Zustellung
het zenden	Postsendung; Sendung
leverantie	Ablieferung; Aufgabe; Auslieferung; Beförderung; Besorgung; Bestellung; Einschickung; Einsendung; Lieferung; Sendung; Versand; Versandung; Versendung; Zustellung
levering	Ablieferung; Aufgabe; Auslieferung; Beförderung; Besorgung; Bestellung; Einschickung; Einsendung; Lieferung; Sendung; Versand; Versandung; Versendung; Zustellung	Lieferung
missie	Berufung; Delegation; Mission; Sendung
programma	Ausstrahlung; Radio-aussendung; Sendung; Übertragung	Anwendung; App; Modul; Programm
radio	Hörfolge; Hörfunk; Radio; Radioprogramm; Rundfunkprogramm; Sendung; Übertragung	Radio; Radiogerät; Rundfunkgerät
radio-uitzending	Ausstrahlung; Radio-aussendung; Sendung; Übertragung
radioprogramma	Hörfolge; Hörfunk; Radio; Radioprogramm; Rundfunkprogramm; Sendung; Übertragung
roeping	Berufung; Delegation; Mission; Sendung	Vokation
toezending	Sendung; Zusendung
uitlevering	Ablieferung; Auslieferung; Beförderung; Einschickung; Lieferung; Sendung; Versand; Versandung; Versendung	Ablieferung; Auslieferung; Liefern; Lieferung
uitzending	Ausstrahlung; Hörfolge; Hörfunk; Radio; Radio-aussendung; Radioprogramm; Rundfunkprogramm; Sendung; Übertragung	Übertragung
verzending		Versendung
zending	Ablieferung; Auslieferung; Beförderung; Einschickung; Lieferung; Postsendung; Sendung; Versand; Versandung; Versendung
zending met speciale opdracht	Berufung; Delegation; Mission; Sendung
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
zenden		abschicken; ausstrahlen; fahren; jemand etwas zuschicken; lenken; senden; steuern; verschicken
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
verzending	Absenden; Sendung

Synoniemen voor "Sendung":

Ablieferung; Anlieferung; Auslieferung; Belieferung; Lieferung; Zustellung; Überbringung
Programm

Wiktionary: Sendung

Cross Translation:

From	To	Via
• Sendung	→ uitzenden; transmissie; uitzending	↔ broadcast — a radio or TV transmission on air
• Sendung	→ programma	↔ program — performance of a show or other broadcast on radio or television
• Sendung	→ zending; verzending; bezending	↔ envoi — action d’envoyer.
• Sendung	→ uitzending	↔ émission — Présentation par la radio ou par la télévision

¹Muiswerk Woordenboek

Remove Ads

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Sendung

Uitgebreide vertaling voor Sendung (Duits) in het Nederlands

Sendung:

Sendung [die ~] zelfstandig naamwoord

die Sendung (Radio-aussendung; Übertragung; Ausstrahlung)

die Sendung (Ablieferung; Lieferung; Auslieferung; Versand; Versandung; Versendung; Beförderung; Einschickung)

die Sendung (Radioprogramm; Radio; Übertragung; Rundfunkprogramm; Hörfunk; Hörfolge)

die Sendung (Postsendung)

die Sendung (Absenden)

die Sendung (Berufung; Mission; Delegation)

die Sendung (Zusendung)

die Sendung (Ablieferung; Lieferung; Bestellung; Aufgabe; Versandung; Besorgung; Zustellung; Einschickung; Versand; Beförderung; Auslieferung; Versendung; Einsendung)

Vertaal Matrix voor Sendung:

Synoniemen voor "Sendung":

Wiktionary: Sendung