Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- halt:
- Halt:
- halten:
-
Wiktionary:
- Halt → halte
- Halt → bedeling, ondersteuning, ruggesteun, steun
- halt → genoeg!
- halten → houden
- halten → samenhangen, beschouwen, houden, vasthouden, gadeslaan, observeren, toekijken, toezien, waarnemen, bijhouden
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- halt:
Duits
Uitgebreide vertaling voor Halt (Duits) in het Nederlands
halt:
Vertaal Matrix voor halt:
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ho | halt |
Synoniemen voor "halt":
Halt:
-
der Halt
-
der Halt (Stop; Stillstand)
-
der Halt (Unterstützung; Stütze; Beistand; Hilfe)
-
der Halt (Festigkeit; Solidität; Stabilität; Stabilisierung; Sicherheit; Beständigkeit; Bestimmtheit)
-
der Halt (Unterstützung; Stütze; Zuversicht; Hilfe; Entlastung; Anhaltspunkt)
-
der Halt (Wirklichkeit; Realität; Gewißheit; Festigkeit)
Vertaal Matrix voor Halt:
Synoniemen voor "Halt":
Wiktionary: Halt
Halt
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Halt | → bedeling; ondersteuning; ruggesteun; steun | ↔ soutien — Ce qui soutient,... (Sens général). |
halten:
-
halten (beenden; enden; aufhören; schließen; beschließen; abbrechen; vollenden; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; fertigkriegen)
beëindigen; afsluiten; eindigen; ophouden; stoppen; een einde maken aan-
een einde maken aan werkwoord (maak een einde aan, maakt een einde aan, maakte een einde aan, maakten een einde aan, een einde gemaakt aan)
-
halten (beschließen; entscheiden; vereinbaren; bestimmen; schließen; beenden; abmachen; aufhören; festlegen; festsetzen; anhalten; enden)
-
halten (in die Hände nehmen)
in handen nemen-
in handen nemen werkwoord (neem in handen, neemt in handen, nam in handen, namen in handen, in handen genomen)
-
Conjugations for halten:
Präsens
- halte
- hältst
- hält
- halten
- haltet
- halten
Imperfekt
- hielt
- hieltst
- hielt
- hielten
- hieltet
- hielten
Perfekt
- habe gehalten
- hast gehalten
- hat gehalten
- haben gehalten
- habt gehalten
- haben gehalten
1. Konjunktiv [1]
- halte
- haltest
- halte
- halten
- haltet
- halten
2. Konjunktiv
- hielte
- hieltest
- hielte
- hielten
- hieltet
- hielten
Futur 1
- werde halten
- wirst halten
- wird halten
- werden halten
- werdet halten
- werden halten
1. Konjunktiv [2]
- würde halten
- würdest halten
- würde halten
- würden halten
- würdet halten
- würden halten
Diverses
- halte!
- haltet!
- halten Sie!
- gehalten
- haltend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor halten:
Synoniemen voor "halten":
Wiktionary: halten
halten
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• halten | → samenhangen | ↔ adhere — To be consistent or coherent; to be in accordance; to agree |
• halten | → beschouwen | ↔ deem — to evaluate according to one's beliefs |
• halten | → houden; vasthouden | ↔ hold — to grasp |
• halten | → gadeslaan; observeren; toekijken; toezien; waarnemen | ↔ observer — Traductions à trier suivant le sens |
• halten | → houden; bijhouden; vasthouden | ↔ tenir — Avoir en main, entre les bras, de manière à ne pas laisser aller. |
Verwante vertalingen van Halt
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor Halt (Nederlands) in het Duits
halt:
-
halt
Vertaal Matrix voor halt:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Halt | halt | hechtheid; houvast; ondersteuning; realiteit; soliditeit; steun; steunpilaar; stevigheid; support; toeverlaat; vastheid; werkelijkheid |
Stillstand | halt | stagnatie; stilstanden; stoppegeld; stuwing |
Stop | halt |