Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Anbieter:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Anbieter (Duits) in het Nederlands

Anbieter:

Anbieter [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Anbieter
    de aanbieders
  2. die Anbieter (Dienstanbieter)
  3. die Anbieter (Lieferant; Händler; Kreditor)
    de leverancier
  4. die Anbieter (Synchronisierungsanbieter)

Vertaal Matrix voor Anbieter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbieders Anbieter
leverancier Anbieter; Händler; Kreditor; Lieferant Lieferant; Zulieferbetrieb
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
provider Anbieter; Dienstanbieter
synchronisatievoorziening Anbieter; Synchronisierungsanbieter
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
provider Internet-Provider

Synoniemen voor "Anbieter":


Wiktionary: Anbieter

Anbieter
noun
  1. Wirtschaft: jemand, der etwas anbieten; jemand, der eine Ware oder Dienstleistung gegen Bezahlung zur Verfügung stellt
Anbieter
noun
  1. iemand die beroepshalve een advies, dienst of een product ter beschikking stelt