Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- teer:
- teren:
-
Wiktionary:
- teer → Teer
- teer → fragil, zerbrechlich
- teer → Teer, delikat, fein, gelinde, zart, köstlich, lecker, wohlschmeckend, zartfühlend, feinfühlend, feinfühlig, empfindlich, taktvoll, behutsam, heikel, kitzlig, wählerisch, subtil
- teren → teeren
Duits
Uitgebreide vertaling voor Teer (Duits) in het Nederlands
Teer:
-
der Teer (Pech)
Vertaal Matrix voor Teer:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pek | Pech; Teer | |
teer | Pech; Teer | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
teer | brechbar; bröcklig; brüchig; delikat; empfindlich; empfindsam; fein; flau; gebrechlich; gläsern; heikel; hilflos; hinfällig; kränklich; liebend; mürbe; quetschbar; sanft; sanftmütig; schwach; schwächlich; verletzbar; verwundbar; zart; zerbrechlich; zärtlich |
Synoniemen voor "Teer":
Verwante vertalingen van Teer
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor Teer (Nederlands) in het Duits
teer:
-
de teer (pek)
-
teer (kwetsbaar; zwak; breekbaar; fragiel; broos)
zerbrechlich; quetschbar; brechbar; mürbe; kränklich; zart; brüchig; empfindlich; verletzbar; schwächlich; bröcklig; hinfällig; gläsern; verwundbar; schwach; hilflos; flau; gebrechlich-
zerbrechlich bijvoeglijk naamwoord
-
quetschbar bijvoeglijk naamwoord
-
brechbar bijvoeglijk naamwoord
-
mürbe bijvoeglijk naamwoord
-
kränklich bijvoeglijk naamwoord
-
zart bijvoeglijk naamwoord
-
brüchig bijvoeglijk naamwoord
-
empfindlich bijvoeglijk naamwoord
-
verletzbar bijvoeglijk naamwoord
-
schwächlich bijvoeglijk naamwoord
-
bröcklig bijvoeglijk naamwoord
-
hinfällig bijvoeglijk naamwoord
-
gläsern bijvoeglijk naamwoord
-
verwundbar bijvoeglijk naamwoord
-
schwach bijvoeglijk naamwoord
-
hilflos bijvoeglijk naamwoord
-
flau bijvoeglijk naamwoord
-
gebrechlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
teer (delicaat; kwetsbaar; teder; frèle; tenger; fijngevoelig; fijn; broos; fragiel; iel; zwak; breekbaar)
zärtlich; empfindlich; fein; delikat; liebend; empfindsam; heikel; sanft; sanftmütig; schwächlich; zart; hilflos-
zärtlich bijvoeglijk naamwoord
-
empfindlich bijvoeglijk naamwoord
-
fein bijvoeglijk naamwoord
-
delikat bijvoeglijk naamwoord
-
liebend bijvoeglijk naamwoord
-
empfindsam bijvoeglijk naamwoord
-
heikel bijvoeglijk naamwoord
-
sanft bijvoeglijk naamwoord
-
sanftmütig bijvoeglijk naamwoord
-
schwächlich bijvoeglijk naamwoord
-
zart bijvoeglijk naamwoord
-
hilflos bijvoeglijk naamwoord
-
-
teer (kwetsbaar)
empfindlich; verletzbar; quetschbar-
empfindlich bijvoeglijk naamwoord
-
verletzbar bijvoeglijk naamwoord
-
quetschbar bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor teer:
Verwante woorden van "teer":
Synoniemen voor "teer":
Antoniemen van "teer":
Verwante definities voor "teer":
Wiktionary: teer
teer
Cross Translation:
noun
teer
-
een olieachtige vloeistof met een zeer hoge viscositeit
- teer → Teer
-
broos, breekbaar
- teer → fragil; zerbrechlich
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• teer | → Teer | ↔ tar — substance |
• teer | → Teer | ↔ tar — byproduct of tobacco smoke |
• teer | → delikat; fein; gelinde; zart; köstlich; lecker; wohlschmeckend; zartfühlend; feinfühlend; feinfühlig; empfindlich; taktvoll; behutsam; heikel; kitzlig; wählerisch; subtil | ↔ délicat — Qui est d’une très grande finesse, très délié. |
• teer | → Teer | ↔ goudron — (term, Histoire des techniques) résine noirâtre pour calfater les navires. |
Teer vorm van teren:
-
teren (met teer besmeren)
Conjugations for teren:
o.t.t.
- teer
- teert
- teert
- teren
- teren
- teren
o.v.t.
- teerde
- teerde
- teerde
- teerden
- teerden
- teerden
v.t.t.
- heb geteerd
- hebt geteerd
- heeft geteerd
- hebben geteerd
- hebben geteerd
- hebben geteerd
v.v.t.
- had geteerd
- had geteerd
- had geteerd
- hadden geteerd
- hadden geteerd
- hadden geteerd
o.t.t.t.
- zal teren
- zult teren
- zal teren
- zullen teren
- zullen teren
- zullen teren
o.v.t.t.
- zou teren
- zou teren
- zou teren
- zouden teren
- zouden teren
- zouden teren
en verder
- ben geteerd
- bent geteerd
- is geteerd
- zijn geteerd
- zijn geteerd
- zijn geteerd
diversen
- teer!
- teert!
- geteerd
- terend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
teren (met teer insmeren)
Vertaal Matrix voor teren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Teeren | met teer insmeren; teren | |
mit Teer einschmieren | met teer insmeren; teren | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
teeren | met teer besmeren; teren | asfalteren |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
teeren | met teer ingesmeerd; teren |