Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Schritt

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Schritt

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Schritt:
  2. schreiten:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Schritt (Duits) in het Nederlands

Schritt:

Schritt [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schritt (Tritt)
    de stap; de schrede; de pas
    • stap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schrede [de ~] zelfstandig naamwoord
    • pas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Schritt (Fußabdruck; Tritt; Fußspur; Fußstapfen; Fußabdrücke)
    de voetafdruk
  3. der Schritt
    de tred
    • tred [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. der Schritt (Fußstapfen; Tritt)
    de voetstap
    • voetstap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Schritt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pas Schritt; Tritt Ausweis; Ausweiskarte; Bankpaß; Bergpaß; Gebirgspaß; Paß; Reisedokument; Reisepaß
schrede Schritt; Tritt
stap Schritt; Tritt
tred Schritt
voetafdruk Fußabdruck; Fußabdrücke; Fußspur; Fußstapfen; Schritt; Tritt
voetstap Fußstapfen; Schritt; Tritt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pas gerade; jüngst; letztens; neulich; vor kurzem; vorhin

Synoniemen voor "Schritt":


Wiktionary: Schritt

Cross Translation:
FromToVia
• Schritt → kruis ↔ crotch — area of a person’s body
• Schritt → pas; voet ↔ footstep — distance of one footstep
• Schritt → pas; schrede; stap; tred; voetstap ↔ pas — Le mouvement que fait une personne ou un animal mettre un pied devant l’autre pour marcher.

Schritt...:


Synoniemen voor "Schritt...":

  • Stufen...

Schritt vorm van schreiten:

schreiten werkwoord (schreite, schreitest, schreitet, schrittet, geschritten)

  1. schreiten (sich fortbewegen; gehen; laufen; )
    gaan; lopen; zich voortbewegen; stappen
    • gaan werkwoord (ga, gaat, ging, gingen, gegaan)
    • lopen werkwoord (loop, loopt, liep, liepen, gelopen)
    • zich voortbewegen werkwoord
    • stappen werkwoord (stap, stapt, stapte, stapten, gestapt)
  2. schreiten (ausgehen; stapfen; bummeln; )
    uitgaan; stappen; de hort op gaan
    • uitgaan werkwoord (ga uit, gaat uit, ging uit, gingen uit, uitgegaan)
    • stappen werkwoord (stap, stapt, stapte, stapten, gestapt)
    • de hort op gaan werkwoord
  3. schreiten
    schrijden; waardig lopen
  4. schreiten (fortschreiten)
    voortschrijden
    • voortschrijden werkwoord (schrijd voort, schrijdt voort, schreed voort, schreden voort, voortgeschreden)

Conjugations for schreiten:

Präsens
  1. schreite
  2. schreitest
  3. schreitet
  4. schreiten
  5. schreitet
  6. schreiten
Imperfekt
  1. schritt
  2. schrittest
  3. schrittet
  4. schritten
  5. schrittet
  6. schritten
Perfekt
  1. habe geschritten
  2. hast geschritten
  3. hat geschritten
  4. haben geschritten
  5. habt geschritten
  6. haben geschritten
1. Konjunktiv [1]
  1. schreite
  2. schreitest
  3. schreite
  4. schreiten
  5. schreitet
  6. schreiten
2. Konjunktiv
  1. schritte
  2. schrittest
  3. schritte
  4. schritten
  5. schrittet
  6. schritten
Futur 1
  1. werde schreiten
  2. wirst schreiten
  3. wird schreiten
  4. werden schreiten
  5. werdet schreiten
  6. werden schreiten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde schreiten
  2. würdest schreiten
  3. würde schreiten
  4. würden schreiten
  5. würdet schreiten
  6. würden schreiten
Diverses
  1. schreit!
  2. schreitt!
  3. schreiten Sie!
  5. geschritten
  6. schrittend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor schreiten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lopen Gelaufe; Laufen
stappen Fußstapfen; Schritte; Tritte
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
de hort op gaan ausgehen; bummeln; gehen; im Schritt gehen; ludern; schreiten; stapfen; steigen
gaan bummeln; gehen; im Schritt gehen; laufen; schreiten; sich fortbewegen; spazieren; spazierengehen; wandern abreisen; aufbrechen; fortreisen; gehen; seineZelteabbrechen; sich aufmachen; verlassen; wegfahren; wegreisen
lopen bummeln; gehen; im Schritt gehen; laufen; schreiten; sich fortbewegen; spazieren; spazierengehen; wandern bummeln; fließen; herumschlendern; schlendern; spazieren; spazierengehen; strömen
schrijden schreiten
stappen ausgehen; bummeln; gehen; im Schritt gehen; laufen; ludern; schreiten; sich fortbewegen; spazieren; spazierengehen; stapfen; steigen; wandern
uitgaan ausgehen; bummeln; gehen; im Schritt gehen; ludern; schreiten; stapfen; steigen
voortschrijden fortschreiten; schreiten
waardig lopen schreiten
zich voortbewegen bummeln; gehen; im Schritt gehen; laufen; schreiten; sich fortbewegen; spazieren; spazierengehen; wandern

Synoniemen voor "schreiten":

  • mit großen Schritten gehen
  • große Schritte machen; lange Schritte machen
  • flanieren; stolzieren

Wiktionary: schreiten

schreiten
verb
  1. een stap doen
Cross Translation:
FromToVia
• schreiten → stappen ↔ step — intransitive: to move the foot in walking
• schreiten → stappen ↔ step — intransitive: to go on foot; especially, to walk a little distance
• schreiten → schrijden ↔ stride — to walk with long steps

Verwante vertalingen van Schritt







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1180 seconde
Page rendered in 1.0 seconds