Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Habgier (Duits) in het Nederlands

Habgier:

Habgier [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Habgier (Gier)
    de hebzucht; de gretigheid; de hebberigheid
  2. die Habgier (Gier; Geiz)
    de gierigheid; de krenterigheid; de vrekkigheid
  3. die Habgier (Geiz; Knauserigkeit; Raffgier; Knauserei)
    de schraperigheid; de schraapzucht
  4. die Habgier (Raubgier)
    de roofzucht; roofgierigheid

Vertaal Matrix voor Habgier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gierigheid Geiz; Gier; Habgier
gretigheid Gier; Habgier Gefräßigkeit; Gier
hebberigheid Gier; Habgier
hebzucht Gier; Habgier
krenterigheid Geiz; Gier; Habgier
roofgierigheid Habgier; Raubgier
roofzucht Habgier; Raubgier
schraapzucht Geiz; Habgier; Knauserei; Knauserigkeit; Raffgier
schraperigheid Geiz; Habgier; Knauserei; Knauserigkeit; Raffgier
vrekkigheid Geiz; Gier; Habgier

Synoniemen voor "Habgier":


Wiktionary: Habgier

Habgier
noun
  1. Habsucht, Habgier ist die Gier, möglichst viel zu haben, das Streben nach immer mehr Besitz

Cross Translation:
FromToVia
Habgier vrek; gierigaard avare — Personne avare.