Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. zänkisch:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor zänkisch (Duits) in het Nederlands

zänkisch:

zänkisch bijvoeglijk naamwoord

  1. zänkisch (zankend; streitsüchtig; streitend; zanksüchtig)
    ruzieachtig; op ruzie lijkend
  2. zänkisch (streitsüchtig; zanksüchtig)
    twistziek; ruzieziek
  3. zänkisch (streitsüchtig; zanksüchtig)
    ruziezoekend

Vertaal Matrix voor zänkisch:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ruzieachtig streitend; streitsüchtig; zankend; zanksüchtig; zänkisch
ruziezoekend streitsüchtig; zanksüchtig; zänkisch
twistziek streitsüchtig; zanksüchtig; zänkisch
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
op ruzie lijkend streitend; streitsüchtig; zankend; zanksüchtig; zänkisch
ruzieziek streitsüchtig; zanksüchtig; zänkisch

Synoniemen voor "zänkisch":


Wiktionary: zänkisch

zänkisch
verb
  1. ruzie maken

Cross Translation:
FromToVia
zänkisch korzelig; dwars cantankerous — ill-tempered, cranky, surly, crabby