Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. verschlucken:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor verschlucken (Duits) in het Nederlands

verschlucken:

verschlucken werkwoord (verschlucke, verschluckst, verschluckt, verschluckte, verschlucktet, verschluckt)

  1. verschlucken (hinunterschlucken; nehmen; hereinkriegen; )
    binnenkrijgen; opslokken; zwelgen
    • binnenkrijgen werkwoord (krijg binnen, krijgt binnen, kreeg binnen, kregen binnen, binnengekregen)
    • opslokken werkwoord (slok op, slokt op, slokte op, slokten op, opgeslokt)
    • zwelgen werkwoord (zwelg, zwelgt, zwolg, zwolgen, gezwolgen)
  2. verschlucken (verbeißen; verwinden)
    verbijten; verkroppen
    • verbijten werkwoord (verbijt, verbeet, verbeten, verbeten)
    • verkroppen werkwoord (verkrop, verkropt, verkropte, verkropten, verkropt)

Conjugations for verschlucken:

Präsens
  1. verschlucke
  2. verschluckst
  3. verschluckt
  4. verschlucken
  5. verschluckt
  6. verschlucken
Imperfekt
  1. verschluckte
  2. verschlucktest
  3. verschluckte
  4. verschluckten
  5. verschlucktet
  6. verschluckten
Perfekt
  1. habe verschluckt
  2. hast verschluckt
  3. hat verschluckt
  4. haben verschluckt
  5. habt verschluckt
  6. haben verschluckt
1. Konjunktiv [1]
  1. verschlucke
  2. verschluckest
  3. verschlucke
  4. verschlucken
  5. verschlucket
  6. verschlucken
2. Konjunktiv
  1. verschluckte
  2. verschlucktest
  3. verschluckte
  4. verschluckten
  5. verschlucktet
  6. verschluckten
Futur 1
  1. werde verschlucken
  2. wirst verschlucken
  3. wird verschlucken
  4. werden verschlucken
  5. werdet verschlucken
  6. werden verschlucken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verschlucken
  2. würdest verschlucken
  3. würde verschlucken
  4. würden verschlucken
  5. würdet verschlucken
  6. würden verschlucken
Diverses
  1. verschluck!
  2. verschluckt!
  3. verschlucken Sie!
  4. verschluckt
  5. verschluckend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verschlucken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binnenkrijgen aufessen; auffressen; bunkern; einstecken; fressen; futtern; genießen; hereinkriegen; hineinstopfen; hinunterschlingen; hinunterschlucken; nehmen; schlingen; schlucken; schwelgen; stopfen; verschlingen; verschlucken; verspeisen; vertilgen; verzehren; ätzen
opslokken aufessen; auffressen; bunkern; einstecken; fressen; futtern; genießen; hereinkriegen; hineinstopfen; hinunterschlingen; hinunterschlucken; nehmen; schlingen; schlucken; schwelgen; stopfen; verschlingen; verschlucken; verspeisen; vertilgen; verzehren; ätzen
verbijten verbeißen; verschlucken; verwinden
verkroppen verbeißen; verschlucken; verwinden
zwelgen aufessen; auffressen; bunkern; einstecken; fressen; futtern; genießen; hereinkriegen; hineinstopfen; hinunterschlingen; hinunterschlucken; nehmen; schlingen; schlucken; schwelgen; stopfen; verschlingen; verschlucken; verspeisen; vertilgen; verzehren; ätzen fressen; futtern; hineinstopfen; pfropfen; prassen; schlemmen; schwelgen; stopfen; vollstopfen

Synoniemen voor "verschlucken":

  • verschleifen

Wiktionary: verschlucken

verschlucken
verb
  1. refl|nld zich ~: per ongeluk voedsel of drank in de luchtpijp in plaats van de slokdarm laten glijden

Computer vertaling door derden: