Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: schwimmen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: schwimmen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. schwimmen:
  2. Schwimmen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor schwimmen (Duits) in het Nederlands

schwimmen:

schwimmen werkwoord (schwimme, schwimmst, schwimmt, schwamm, schwammt, geschwommen)

  1. schwimmen
    zwemmen
    • zwemmen werkwoord (zwem, zwemt, zwom, zwommen, gezwommen)
  2. schwimmen (zweifeln)
    twijfelen; onzeker zijn
    • twijfelen werkwoord (twijfel, twijfelt, twijfelde, twijfelden, getwijfeld)
    • onzeker zijn werkwoord (ben onzeker, bent onzeker, is onzeker, was onzeker, waren onzeker, onzeker geweest)
  3. schwimmen (baden)
    baden
    • baden werkwoord (baad, baadt, baadde, baadden, gebaad)

Conjugations for schwimmen:

Präsens
  1. schwimme
  2. schwimmst
  3. schwimmt
  4. schwimmen
  5. schwimmt
  6. schwimmen
Imperfekt
  1. schwamm
  2. schwammst
  3. schwamm
  4. schwammen
  5. schwammt
  6. schwammen
Perfekt
  1. habe geschwommen
  2. hast geschwommen
  3. hat geschwommen
  4. haben geschwommen
  5. habt geschwommen
  6. haben geschwommen
1. Konjunktiv [1]
  1. schwimme
  2. schwimmest
  3. schwimme
  4. schwimmen
  5. schwimmet
  6. schwimmen
2. Konjunktiv
  1. schwömme
  2. schwömmet
  3. schwömme
  4. schwömmn
  5. schwömmt
  6. schwömmen
Futur 1
  1. werde schwimmen
  2. wirst schwimmen
  3. wird schwimmen
  4. werden schwimmen
  5. werdet schwimmen
  6. werden schwimmen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde schwimmen
  2. würdest schwimmen
  3. würde schwimmen
  4. würden schwimmen
  5. würdet schwimmen
  6. würden schwimmen
Diverses
  1. schwimm!
  2. schwimmt!
  3. schwimmen Sie!
  5. geschwommen
  6. schwimmend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor schwimmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zwemmen Schwimmen; Schwimmsport
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baden baden; schwimmen
onzeker zijn schwimmen; zweifeln
twijfelen schwimmen; zweifeln grübeln; schwanken; unschlüssig warten; zweifeln; zögern
zwemmen schwimmen

Synoniemen voor "schwimmen":


Wiktionary: schwimmen

schwimmen
verb
  1. (intransitiv) sich aus eigener Kraft auf oder in einer Flüssigkeit fortbewegen
  2. (intransitiv) von einer Flüssigkeit auf der Oberfläche getragen werden
schwimmen
verb
  1. e1. op het oppervlakte van een vloeistof rusten
  2. zich gecoördineerd door het water voortbewegen
Cross Translation:
FromToVia
• schwimmen → drijven ↔ float — be supported by a liquid
• schwimmen → zwemmen ↔ swim — move through water
• schwimmen → zwemmen ↔ nager — Se déplacer dans l'eau par le mouvement de... (Sens général)

Schwimmen:

Schwimmen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Schwimmen (Schwimmsport)
    zwemmen; de zwemsport

Vertaal Matrix voor Schwimmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zwemmen Schwimmen; Schwimmsport
zwemsport Schwimmen; Schwimmsport
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zwemmen schwimmen

Wiktionary: Schwimmen

Cross Translation:
FromToVia
• Schwimmen → zwemmen ↔ swim — act or instance of swimming
• Schwimmen → zwemmen ↔ swimming — human activity of moving oneself through water

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van schwimmen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0433 seconde
Page rendered in 1.0 seconds