Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: aufpassen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: aufpassen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. aufpassen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor aufpassen (Duits) in het Nederlands

aufpassen:

aufpassen werkwoord (passe auf, passt auf, passte auf, passtet auf, aufgepast)

  1. aufpassen (achtgeben auf; hüten)
    uitkijken voor; oppassen; opletten
    • uitkijken voor werkwoord
    • oppassen werkwoord (pas op, past op, paste op, pasten op, opgepast)
    • opletten werkwoord (let op, lette op, letten op, opgelet)
  2. aufpassen (Aufmerksamkeit schenken)
    opletten; aandacht erbij houden
  3. aufpassen (vorsichtig sein; hüten; sich hüten vor; achtgeben)
    oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn
    • oppassen werkwoord (pas op, past op, paste op, pasten op, opgepast)
    • uitkijken werkwoord (kijk uit, kijkt uit, keek uit, keken uit, uitgekeken)
    • voorzichtig zijn werkwoord
  4. aufpassen (hüten vor; achtgeben)
    hoeden voor; opletten
  5. aufpassen (beschützen; behüten; bewahren; )
    beschermen; behouden; in bescherming nemen; behoeden
    • beschermen werkwoord (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
    • behouden werkwoord (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
    • in bescherming nemen werkwoord (neem in bescherming, neemt in bescherming, nam in bescherming, namen in bescherming, in bescherming genomen)
    • behoeden werkwoord (behoed, behoedt, behoedde, behoedden, behoed)
  6. aufpassen (bewachen; beaufsichtigen; hüten; achtgeben)
    toezien op; bewaken
    • toezien op werkwoord
    • bewaken werkwoord (bewaak, bewaakt, bewaakte, bewaakten, bewaakt)

Conjugations for aufpassen:

Präsens
  1. passe auf
  2. passt auf
  3. passt auf
  4. passen auf
  5. passt auf
  6. passen auf
Imperfekt
  1. passte auf
  2. passtest auf
  3. passte auf
  4. passten auf
  5. passtet auf
  6. passten auf
Perfekt
  1. habe aufgepast
  2. hast aufgepast
  3. hat aufgepast
  4. haben aufgepast
  5. habt aufgepast
  6. haben aufgepast
1. Konjunktiv [1]
  1. passe auf
  2. passest auf
  3. passe auf
  4. passen auf
  5. passet auf
  6. passen auf
2. Konjunktiv
  1. passete auf
  2. passetest auf
  3. passete auf
  4. passeten auf
  5. passetet auf
  6. passeten auf
Futur 1
  1. werde aufpassen
  2. wirst aufpassen
  3. wird aufpassen
  4. werden aufpassen
  5. werdet aufpassen
  6. werden aufpassen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde aufpassen
  2. würdest aufpassen
  3. würde aufpassen
  4. würden aufpassen
  5. würdet aufpassen
  6. würden aufpassen
Diverses
  1. pass auf!
  2. passt auf!
  3. passen Sie auf!
  5. aufgepast
  6. aufpassend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor aufpassen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beschermen Abblenden; Abdecken; Abschirmen; Beschützen
oppassen Achtgeben; Aufmerksamkeit
uitkijken Achtgeben; Aufmerksamkeit
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandacht erbij houden Aufmerksamkeit schenken; aufpassen
behoeden abschirmen; achtgeben; aufpassen; beaufsichtigen; behüten; beschützen; bewahren; hüten aufbewahren; aufheben; bewahren
behouden abschirmen; achtgeben; aufpassen; beaufsichtigen; behüten; beschützen; bewahren; hüten auf die Seite legen; aufbewahren; aufheben; beiseite legen; bewahren; einbüchsen; einkochen; einmachen; im Stand erhalten; konservieren; reservieren; zur Seite legen; zurückhalten; zurücklegen; zurückstellen
beschermen abschirmen; achtgeben; aufpassen; beaufsichtigen; behüten; beschützen; bewahren; hüten Schutz bieten; abdecken; abgrenzen; abschirmen; absperren; abzäunen; aufbewahren; aufheben; ausrüsten mit einer Alarmanlage; begrenzen; behüten; bewahren; erhalten; hegen; hüten; schutzen; schützen; umzäunen; wahren
bewaken achtgeben; aufpassen; beaufsichtigen; bewachen; hüten ausrüsten mit einer Alarmanlage; beaufsichtigen; bewachen; inspizieren; patrouillieren; überwachen
hoeden voor achtgeben; aufpassen; hüten vor
in bescherming nemen abschirmen; achtgeben; aufpassen; beaufsichtigen; behüten; beschützen; bewahren; hüten behüten; schutzen
opletten Aufmerksamkeit schenken; achtgeben; achtgeben auf; aufpassen; hüten; hüten vor achtgeben; anschauen; ansehen; aufmerksahm zuhören; aufmerksam bleiben; ausmachen; begucken; beobachten; hinblicken; hinhören; horchen; hören; observieren; zuhören; zusehen
oppassen achtgeben; achtgeben auf; aufpassen; hüten; sich hüten vor; vorsichtig sein
toezien op achtgeben; aufpassen; beaufsichtigen; bewachen; hüten
uitkijken achtgeben; aufpassen; hüten; sich hüten vor; vorsichtig sein auf die Gefahr aufpassen; ausschauen; aussehen nach; ausspähen; sich vor Gefahr in acht nehmen; spähen
uitkijken voor achtgeben auf; aufpassen; hüten
voorzichtig zijn achtgeben; aufpassen; hüten; sich hüten vor; vorsichtig sein

Synoniemen voor "aufpassen":


Wiktionary: aufpassen

aufpassen
verb
  1. bij voortduring aandachtig zijn
  2. opletten dat er niet iets ergs gebeurt
  3. bij de kinderen blijven en op ze letten
Cross Translation:
FromToVia
• aufpassen → in de gaten houden ↔ keep an eye on — to watch and pay attention to
• aufpassen → aandacht schenken aan; letten op ↔ mind — to pay attention to
• aufpassen → passen op ↔ mind — to look after
• aufpassen → toezicht houden; surveilleren; controleren ↔ monitor — watch over, guard
• aufpassen → opletten ↔ pay attention — to be attentive
• aufpassen → zorgen voor; opletten ↔ watch — to attend or guard
• aufpassen → oppassen ↔ watch out — to use caution
• aufpassen → toezicht houden; besturen; de scepter zwaaien; heersen; regeren; aflezen; checken; controleren; nakijken; surveilleren; toezien; acht slaan op; letten op; opletten; oppassen; passen op ↔ surveiller — observer avec attention ; examiner ; contrôler.

Aufpassen:


Synoniemen voor "Aufpassen":


Verwante vertalingen van aufpassen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0433 seconde
Page rendered in 1.0 seconds