Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Sparsamkeit:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Sparsamkeit (Duits) in het Nederlands

Sparsamkeit:

Sparsamkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Sparsamkeit (Einsparung; Wirtschaftlichkeit)
    de zuinigheid; de spaarzaamheid
  2. die Sparsamkeit (Einschränkung; Einsparung; Spärlichkeit)
    zuinig zijn; de zuinigheid

Vertaal Matrix voor Sparsamkeit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spaarzaamheid Einsparung; Sparsamkeit; Wirtschaftlichkeit
zuinig zijn Einschränkung; Einsparung; Sparsamkeit; Spärlichkeit
zuinigheid Einschränkung; Einsparung; Sparsamkeit; Spärlichkeit; Wirtschaftlichkeit
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zuinig zijn sparen

Synoniemen voor "Sparsamkeit":


Wiktionary: Sparsamkeit

Sparsamkeit
noun
  1. het zuinig zijn

Cross Translation:
FromToVia
Sparsamkeit vrekkigheid; zuinigheid parsimony — great reluctance to spend money unnecessarily
Sparsamkeit zuinigheid thrift — characteristic of using a minimum of something

Computer vertaling door derden: