Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Aufsuchen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Aufsuchen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. aufsuchen:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Aufsuchen (Duits) in het Nederlands

aufsuchen:

aufsuchen werkwoord (suche auf, suchst auf, sucht auf, suchte auf, suchtet auf, aufgesucht)

  1. aufsuchen (nachschlagen; suchen; nachsehen; auftreiben)
    opzoeken; naslaan
    • opzoeken werkwoord (zoek op, zoekt op, zocht op, zochten op, opgezocht)
    • naslaan werkwoord (sla na, slaat na, sloeg na, sloegen na, nageslagen)
  2. aufsuchen (auf Besuch gehen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen)
    bezoeken; langskomen; voorbijkomen; iemand opzoeken; op visite gaan; langsgaan; aankomen
    • bezoeken werkwoord (bezoek, bezoekt, bezocht, bezochten, bezocht)
    • langskomen werkwoord (kom langs, komt langs, kwam langs, kwamen langs, langsgekomen)
    • voorbijkomen werkwoord (kom voorbij, komt voorbij, kwam voorbij, kwamen voorbij, voorbij gekomen)
    • iemand opzoeken werkwoord
    • op visite gaan werkwoord
    • langsgaan werkwoord (ga langs, gaat langs, ging langs, gingen langs, langsgegaan)
    • aankomen werkwoord (kom aan, komt aan, kwam aan, kwamen aan, aangekomen)

Conjugations for aufsuchen:

Präsens
  1. suche auf
  2. suchst auf
  3. sucht auf
  4. suchen auf
  5. sucht auf
  6. suchen auf
Imperfekt
  1. suchte auf
  2. suchtest auf
  3. suchte auf
  4. suchten auf
  5. suchtet auf
  6. suchten auf
Perfekt
  1. habe aufgesucht
  2. hast aufgesucht
  3. hat aufgesucht
  4. haben aufgesucht
  5. habt aufgesucht
  6. haben aufgesucht
1. Konjunktiv [1]
  1. suche auf
  2. suchest auf
  3. suche auf
  4. suchen auf
  5. suchet auf
  6. suchen auf
2. Konjunktiv
  1. suchte auf
  2. suchtest auf
  3. suchte auf
  4. suchten auf
  5. suchtet auf
  6. suchten auf
Futur 1
  1. werde aufsuchen
  2. wirst aufsuchen
  3. wird aufsuchen
  4. werden aufsuchen
  5. werdet aufsuchen
  6. werden aufsuchen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde aufsuchen
  2. würdest aufsuchen
  3. würde aufsuchen
  4. würden aufsuchen
  5. würdet aufsuchen
  6. würden aufsuchen
Diverses
  1. such auf!
  2. sucht auf!
  3. suchen Sie auf!
  5. aufgesucht
  6. aufsuchend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor aufsuchen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankomen Ankommen; Arrivieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankomen auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen angelangen; ankommen; arrivieren; aufhören; beenden; besuchen; dicker und schwerder werden; einlaufen; eintreffen; enden; hinkommen; vorbeikommen; zunehmen
bezoeken auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen besuchen; vorbeikommen
iemand opzoeken auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen
langsgaan auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen
langskomen auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen besuchen; vorbeikommen
naslaan aufsuchen; auftreiben; nachschlagen; nachsehen; suchen
op visite gaan auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen
opzoeken aufsuchen; auftreiben; nachschlagen; nachsehen; suchen besuchen; vorbeikommen
voorbijkomen auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen besuchen; vorbeikommen

Synoniemen voor "aufsuchen":


Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Aufsuchen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0374 seconde
Page rendered in 1.0 seconds