Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: fair

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: fair

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. fair:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. fair:

Duits

Uitgebreide vertaling voor fair (Duits) in het Nederlands

fair:

fair bijvoeglijk naamwoord

  1. fair (ehrlich; recht; ehrenwert; )
    fair; eerlijk
    • fair bijvoeglijk naamwoord
    • eerlijk bijvoeglijk naamwoord
  2. fair (redlich; anständig; korrekt; ehrlich)
    billijk; schappelijk; redelijk; geschikt
  3. fair (sportlich)
    sportief
  4. fair (öffentlich; rein; aufrichtig; )
    rechttoe rechtaan; openlijk; cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen
  5. fair (aufrichtig; offenherzig; ehrlich; )
    oprecht; eerlijk; rechtschapen; open
  6. fair (ehrlich; aufrecht; schnurgerade; )
    openlijk; ronduit

Vertaal Matrix voor fair:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
billijk anständig; ehrlich; fair; korrekt; redlich gesetzlich; gesetzmäßig; rechtmäßig
cru aufrichtig; fair; fein; freigegeben; geradeheraus; gerecht; geöffnet; herzlich; offen; offenherzig; pur; rein; treu; treugesinnt; treuherzig; unverblühmt; unverblümt; unverfälscht; unverhohlen; öffentlich
eerlijk anständig; aufrichtig; ehrenwert; ehrlich; fair; fein; gerade; geradeheraus; gerecht; korrekt; offen; offenherzig; pur; recht; redlich; treugesinnt; treuherzig aufrecht; aufrichtig; ehrlich; fidel; geradeheraus; rechtschaffen; wahrhaft
fair anständig; aufrichtig; ehrenwert; ehrlich; fair; gerecht; korrekt; recht; redlich
geschikt anständig; ehrlich; fair; korrekt; redlich adäquat; angemessen; angenehm; arbeitstauglich; befähig; entsprechend; erfreulich; erwerbsfähig; freundlich; freundschaftlich; fähig; geeignet; gefällig; gemessen; gesellig; gutartig; kameradschaftlich; kapabel; kompetent; liebenswürdig; nett; passend; schicklich; sympathisch; umgänglich
onomwonden aufrichtig; fair; fein; freigegeben; geradeheraus; gerecht; geöffnet; herzlich; offen; offenherzig; pur; rein; treu; treugesinnt; treuherzig; unverblühmt; unverblümt; unverfälscht; unverhohlen; öffentlich aufrichtig; freimütig; geradeheraus; offen; offenherzig; rundheraus; unumwunden; unverblümt; unverhohlen
onverbloemd aufrichtig; fair; fein; freigegeben; geradeheraus; gerecht; geöffnet; herzlich; offen; offenherzig; pur; rein; treu; treugesinnt; treuherzig; unverblühmt; unverblümt; unverfälscht; unverhohlen; öffentlich aufrichtig; freimütig; geradeheraus; offen; offenherzig; rundheraus; unverblümt; unverhohlen
onverholen aufrichtig; fair; fein; freigegeben; geradeheraus; gerecht; geöffnet; herzlich; offen; offenherzig; pur; rein; treu; treugesinnt; treuherzig; unverblühmt; unverblümt; unverfälscht; unverhohlen; öffentlich aufrichtig; aus vollem Halse; aus voller Kehle; freimütig; geradeheraus; offen; offenherzig; rundheraus; unumwunden; unverblümt; unverhohlen
open aufrichtig; ehrlich; fair; fein; gerade; geradeheraus; gerecht; offen; offenherzig; pur; treugesinnt; treuherzig aufgeschlossen; frei; gerade; nicht dicht; offen; unumwunden; unverblümt; zugänglich
openlijk aufrecht; aufrichtig; direkt; ehrlich; ernsthaft; fair; fein; freigegeben; geradeheraus; gerecht; geöffnet; herzlich; offen; offenherzig; pur; rein; rundheraus; schnurgerade; treu; treugesinnt; treuherzig; unverblühmt; unverblümt; unverfälscht; unverhohlen; unverstellt; wahr; öffentlich
oprecht aufrichtig; ehrlich; fair; fein; gerade; geradeheraus; gerecht; offen; offenherzig; pur; treugesinnt; treuherzig aufrecht; ehrlich; fidel; geradeheraus; rechtschaffen; unumwunden; unverblümt; wahrhaft
rechtschapen aufrichtig; ehrlich; fair; fein; gerade; geradeheraus; gerecht; offen; offenherzig; pur; treugesinnt; treuherzig aufrichtig; integer; rechtschaffen
redelijk anständig; ehrlich; fair; korrekt; redlich angemessen; anständig; beträchtlich; erheblich; ganz; geistig; intelektuell; klug; natürlich; relativ; verhältnismäßig; ziemlich
schappelijk anständig; ehrlich; fair; korrekt; redlich
sportief fair; sportlich
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ronduit aufrecht; aufrichtig; direkt; ehrlich; ernsthaft; fair; geradeheraus; offen; rundheraus; schnurgerade; unverstellt; wahr aufrecht; aufrichtig; ehrlich; eindeutig; einfach; einwandfrei; endgültig; entschieden; entschlossen; freimütig; gerade heraus; geradeheraus; geradeweg; gewiß; glattweg; lauter; offen; offenherzig; pur; rein; rundheraus; sicher; sicherlich; unumwunden; unverblümt; unverfälscht; unverhohlen; wahrhaft
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rechttoe rechtaan aufrichtig; fair; fein; freigegeben; geradeheraus; gerecht; geöffnet; herzlich; offen; offenherzig; pur; rein; treu; treugesinnt; treuherzig; unverblühmt; unverblümt; unverfälscht; unverhohlen; öffentlich

Synoniemen voor "fair":


Wiktionary: fair

fair
adjective
  1. den Regeln, Richtlinien entsprechend
Cross Translation:
FromToVia
• fair → rechtvaardig ↔ equitable — Fair, just, or impartial
• fair → correct; rechtschapen; rechtvaardig; eerlijk ↔ fair — just, equitable



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fair (Nederlands) in het Duits

fair:

fair bijvoeglijk naamwoord

  1. fair (eerlijk)
    fair; ehrlich; recht; ehrenwert; gerecht; anständig; aufrichtig; korrekt; redlich

Vertaal Matrix voor fair:

OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
recht precies goed
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anständig eerlijk; fair behoorlijk; beschaafd; billijk; danig; deugdzaam; duchtig; eerzaam; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; geschikt; kuis; net; netjes; nogal; ontwikkeld; ordentelijk; redelijk; rein; schappelijk; schoon; tamelijk; welgemanierd; wellevend; welopgevoed; zedig
aufrichtig eerlijk; fair braaf; contemplatief; cru; eerlijk; met open vizier; onbewimpeld; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; rechtgeaard; rechtschapen; rechttoe rechtaan; rechtvaardig; rondborstig; ronduit; ruiterlijk
ehrenwert eerlijk; fair achtbaar; achtenswaardig; deugdzaam; eerbiedwaardig; eerzaam; zedig
ehrlich eerlijk; fair billijk; contemplatief; echt; eerlijk; effectief; fideel; geschikt; gewoonweg; heus; klinkklaar; menens; metterdaad; ongeveinsd; open; openhartig; openlijk; oprecht; puur; rechtdoorzee; rechtschapen; redelijk; regelrecht; reëel; rondborstig; ronduit; schappelijk; trouwhartig; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
fair eerlijk; fair billijk; cru; eerlijk; geschikt; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openlijk; oprecht; rechtschapen; rechttoe rechtaan; redelijk; ronduit; schappelijk; sportief
gerecht eerlijk; fair cru; eerlijk; gegrond; geldig; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openlijk; oprecht; rechtschapen; rechttoe rechtaan; valide
korrekt eerlijk; fair aangekleed; accuraat; beschaafd; billijk; correct; coöperatief; decent; eerbaar; exact; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; gedetailleerd; gekleed; geschikt; goed; juist; keurig; krek; manierlijk; medewerkend; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; netjes; onberispelijk; onbesproken; ontwikkeld; op een aardige manier; precies; punctueel; ragfijn; redelijk; schappelijk; secuur; stipt; strikt; vriendelijk; welvoeglijk; welwillend; zorgvuldig
recht eerlijk; fair rechtaan; rechts
redlich eerlijk; fair billijk; geschikt; redelijk; schappelijk

Verwante woorden van "fair":

  • faire







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2025 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0691 seconde
Page rendered in 1.0 seconds