Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: erreichen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: erreichen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. erreichen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor erreichen (Duits) in het Nederlands

erreichen:

erreichen werkwoord (erreiche, erreichst, erreicht, erreichte, erreichtet, erreicht)

  1. erreichen (durchdringen; bereichen; erzielen; angelangen; davontragen)
    bereiken; penetreren in; doordringen
    • bereiken werkwoord (bereik, bereikt, bereikte, bereikten, bereikt)
    • penetreren in werkwoord
    • doordringen werkwoord (dring door, dringt door, drong door, drongen door, doorgedrongen)
  2. erreichen (bekommen; erhalten; gewinnen; )
    verkrijgen; behalen; winnen
    • verkrijgen werkwoord (verkrijg, verkrijgt, verkreeg, verkregen, verkregen)
    • behalen werkwoord (behaal, behaalt, behaalde, behaalden, behaald)
    • winnen werkwoord (win, wint, won, wonnen, gewonnen)
  3. erreichen (tun; verrichten; betreiben; )
    doen; uitvoeren; verrichten; handelen; uitrichten
    • doen werkwoord (doe, doet, deed, deden, gedaan)
    • uitvoeren werkwoord (voer uit, voert uit, voerde uit, voerden uit, uitgevoerd)
    • verrichten werkwoord (verricht, verrichtte, verrichtten, verricht)
    • handelen werkwoord (handel, handelt, handelde, handelden, gehandeld)
    • uitrichten werkwoord (richt uit, richtte uit, richtten uit, uitgericht)
  4. erreichen (kommen; geraten; eintreffen; )
    terecht komen; geraken
  5. erreichen (entlehnen; leihen; ziehen; )
    ontlenen; lenen
    • ontlenen werkwoord (ontleen, ontleent, ontleende, ontleenden, ontleend)
    • lenen werkwoord (leen, leent, leende, leenden, geleend)

Conjugations for erreichen:

Präsens
  1. erreiche
  2. erreichst
  3. erreicht
  4. erreichen
  5. erreicht
  6. erreichen
Imperfekt
  1. erreichte
  2. erreichtest
  3. erreichte
  4. erreichten
  5. erreichtet
  6. erreichten
Perfekt
  1. habe erreicht
  2. hast erreicht
  3. hat erreicht
  4. haben erreicht
  5. habt erreicht
  6. haben erreicht
1. Konjunktiv [1]
  1. erreiche
  2. erreichest
  3. erreiche
  4. erreichen
  5. erreichet
  6. erreichen
2. Konjunktiv
  1. erreichte
  2. erreichtest
  3. erreichte
  4. erreichten
  5. erreichtet
  6. erreichten
Futur 1
  1. werde erreichen
  2. wirst erreichen
  3. wird erreichen
  4. werden erreichen
  5. werdet erreichen
  6. werden erreichen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde erreichen
  2. würdest erreichen
  3. würde erreichen
  4. würden erreichen
  5. würdet erreichen
  6. würden erreichen
Diverses
  1. erreich!
  2. erreicht!
  3. erreichen Sie!
  5. erreicht
  6. erreichend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor erreichen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
behalen Gewinnen
handelen Agieren; Handeln
uitvoeren Durchführung; Exekution; Hinrichtung; Strafvollstreckung; Vollstreckung; Vollziehung; Vollzug
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
behalen bekommen; davontragen; erhalten; erkämpfen; erreichen; erzielen; gewinnen; holen; schlagen; siegen; triumphieren; überwinden
bereiken angelangen; bereichen; davontragen; durchdringen; erreichen; erzielen
doen ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen
doordringen angelangen; bereichen; davontragen; durchdringen; erreichen; erzielen durchbohren; durchdringen; durchlöchern; durchstechen; einbrechen; eindringen; einschneiden; erstechen; hineindringen; lochen; penetrieren
geraken angelangen; aufschlagen; eintreffen; erreichen; geraten; hingeraten; kommen geraten; hingeraten; kommen
handelen ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen Handel treiben; agieren; arbeiten; funktionieren; handeln; tun; vorgehen
lenen abheben; andrehen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausnehmen; auspumpen; ausschöpfen; borgen; entlehnen; entnehmen; erreichen; heranziehen; herausnehmen; hervorziehen; holen; leihen; schaffen; schöpfen; treiben; ziehen ausleihen
ontlenen abheben; andrehen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausnehmen; auspumpen; ausschöpfen; borgen; entlehnen; entnehmen; erreichen; heranziehen; herausnehmen; hervorziehen; holen; leihen; schaffen; schöpfen; treiben; ziehen
penetreren in angelangen; bereichen; davontragen; durchdringen; erreichen; erzielen
terecht komen angelangen; aufschlagen; eintreffen; erreichen; geraten; hingeraten; kommen
uitrichten ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen
uitvoeren ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen ausführen; exportieren
verkrijgen bekommen; davontragen; erhalten; erkämpfen; erreichen; erzielen; gewinnen; holen; schlagen; siegen; triumphieren; überwinden ankaufen; aufschnappen; bekommen; einkaufen; empfangen; erfassen; ergreifen; erhalten; erstehen; erwerben; fassen; gewinnen; hineinbringen; hineinholen; hineintragen; kaufen; kriegen; sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen
verrichten ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen
winnen bekommen; davontragen; erhalten; erkämpfen; erreichen; erzielen; gewinnen; holen; schlagen; siegen; triumphieren; überwinden besiegen; den Sieg erringen; gewinnen; siegen; siegen über; triumphieren

Synoniemen voor "erreichen":


Wiktionary: erreichen

erreichen
verb
  1. eine Verbindung zu jemandem herstellen
  2. zu jemandem oder zu etwas hingelangen
  3. zu einem Ziel gelangen; seine Wünsche durchsetzen
erreichen
verb
  1. fysiek bij de andere kant aankomen
  2. ergens heengaan met als doel om iets of iemand mee terug te brengen
  3. niet halen
Cross Translation:
FromToVia
• erreichen → realiseren; bereiken ↔ achieve — to carry out successfully; to accomplish
• erreichen → realiseren; bereiken; verwerven; winnen; verkrijgen ↔ achieve — to obtain, or gain as the result of exertion
• erreichen → arriveren; aankomen; bereiken ↔ arrive — to reach
• erreichen → bereiken; realiseren ↔ attain — to accomplish; to achieve
• erreichen → aankomen ↔ get — arrive at
• erreichen → bereiken ↔ reach — to arrive at
• erreichen → resulteren; uitkomen; volgen; voortkomen; voortspruiten; voortvloeien; belenden; grenzen aan; besturen; brengen; leiden; geleiden; voeren; uitgaan; uitlopen; uitstappen; uitstijgen; uittreden; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot; leiden tot; uitdraaien op; uitlopen op ↔ aboutir — toucher par un bout.
• erreichen → halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot ↔ atteindre — toucher de loin au moyen d’un projectile.
• erreichen → halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; doorkomen; klaarspelen; slagen; slagen voor; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot ↔ parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général)

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van erreichen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0742 seconde
Page rendered in 1.0 seconds