Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: backen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: backen

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

backen:
- obsederen
Wiktionary:
- backen → bakken, koken, fruiten

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

back:
- Verteidiger

Duits

Uitgebreide vertaling voor backen (Duits) in het Nederlands

backen:

backen werkwoord (backe, backst, backt, backte, backtet, gebacken)

backen (Abnormal intrigieren; grabbeln; faszinieren; erfassen; fassen; erwischen; ausspielen; gehen; kriegen; greifen; verhaften; fangen; fesseln; packen; knutschen; ergreifen; erobern; kappen; festnehmen; eingreifen; einpacken; ballen; schmieden; hervorholen; erhaschen; intrigieren)
obsederen
- obsederen werkwoord (obsedeer, obsedeert, obsedeerde, obsedeerden, geobsedeerd)

Conjugations for backen:

Präsens

backe
backst
backt
backen
backt
backen

Imperfekt

backte
backtest
backte
backten
backtet
backten

Perfekt

habe gebacken
hast gebacken
hat gebacken
haben gebacken
habt gebacken
haben gebacken

1. Konjunktiv [1]

backe
backest
backe
backen
backet
backen

2. Konjunktiv

backte
backtest
backte
backten
backtet
backten

Futur 1

werde backen
wirst backen
wird backen
werden backen
werdet backen
werden backen

1. Konjunktiv [2]

würde backen
würdest backen
würde backen
würden backen
würdet backen
würden backen

Diverses

back!
backt!
backen Sie!
gebacken
backend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor backen:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
obsederen	Abnormal intrigieren; ausspielen; backen; ballen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erobern; erwischen; fangen; fassen; faszinieren; fesseln; festnehmen; gehen; grabbeln; greifen; hervorholen; intrigieren; kappen; knutschen; kriegen; packen; schmieden; verhaften

Wiktionary: backen

backen

im Ofen erhitzt werden
- backen → bakken
im Ofen erhitzen
- backen → bakken

Cross Translation:

From	To	Via
• backen	→ bakken	↔ bake — to cook in an oven
• backen	→ koken	↔ cuisiner — Préparer à manger
• backen	→ bakken; fruiten	↔ frire — Faire cuire

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor backen (Nederlands) in het Duits

back:

back [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de back (achterspeler)
der Verteidiger
- Verteidiger [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor back:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Verteidiger	achterspeler; back	achterspelers; advocaat; ausputzer; jurist; laatste man; libero; mandekker; pleitbezorger; pleiter; raadsman; verdediger

Verwante woorden van "back":

backen, backs