Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- führend:
-
führen:
- leiden; begeleiden; voeren; meevoeren; aanvoeren; commanderen; bevel voeren over; leidinggeven; besturen; voorzitten; leiding geven; managen; rondleiden; blijken; uitkomen; bewaarheid worden; coördineren; resulteren; uitvloeien in; uitkomen bij; verwijzen; instellen; afstemmen; indexeren; van indexnummers voorzien; snel bewegen
-
Wiktionary:
- führend → vooraanstaand
- führen → uitbaten, voeren
- führen → beschikbaar hebben, ter beschikking hebben, leiden, aanvoeren, vooroplopen, resulteren, uitkomen, volgen, voortkomen, voortspruiten, voortvloeien, belenden, grenzen aan, besturen, brengen, geleiden, voeren, uitgaan, uitlopen, uitstappen, uitstijgen, uittreden, bereiken, behalen, inhalen, reiken tot, leiden tot, uitdraaien op, uitlopen op, sturen, de weg wijzen, rondleiden, presideren, voorzitten, stemmen, regelen, reglementeren, reguleren, vereffenen, inrichten, ruimen, opruimen, schikken, terechtbrengen
Duits
Uitgebreide vertaling voor führend (Duits) in het Nederlands
führend:
-
führend (vor allen; davor; leitend; tonangebend)
-
führend (leitend)
-
führend (anführend; leitend; tonangebend)
leidend; eerste; aanvoerend-
leidend bijvoeglijk naamwoord
-
eerste bijvoeglijk naamwoord
-
aanvoerend bijvoeglijk naamwoord
-
-
führend (maßgebend; Ton angebend)
toonaangevend; gezichtsbepalend-
toonaangevend bijvoeglijk naamwoord
-
gezichtsbepalend bijvoeglijk naamwoord
-
-
führend (wegweisend)
richtinggevend-
richtinggevend bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor führend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
eerste | erster | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gezichtsbepalend | Ton angebend; führend; maßgebend | |
leidinggevend | führend; leitend | |
richtinggevend | führend; wegweisend | |
toonaangevend | Ton angebend; führend; maßgebend | leitend; maßgebend; tonangebend; voranstehende |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vooraan | davor; führend; leitend; tonangebend; vor allen | vorneweg |
voorin | davor; führend; leitend; tonangebend; vor allen | |
voorop | davor; führend; leitend; tonangebend; vor allen | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
voorop | vorauf | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aanvoerend | anführend; führend; leitend; tonangebend | |
eerste | anführend; führend; leitend; tonangebend | erste; erster; erstes |
leidend | anführend; davor; führend; leitend; tonangebend; vor allen |
Synoniemen voor "führend":
Wiktionary: führend
führend
adjective
-
gezaghebbend
führend vorm van führen:
-
führen (leiten; lenken)
-
führen (kommandieren; leiten; steuern; anordnen; lenken; befehlen; gebieten; verordnen)
-
führen (leiten; anführen; dirigieren)
-
führen (herumführen; begleiten; geleiten)
-
führen (sichherausstellen; erfolgen; erscheinen; erweisen; hervorgehen; aufkommen; sichzeigen; vorkommen; folgen; sichergeben; auswirken; folgern; zur Folge haben; eintreffen; erstehen; gipfeln; sicherweisen)
-
führen (koordinieren; leiten; lenken)
-
führen (zur Folge haben; erfolgen; hervorgehen; auswirken; erstehen; münden; folgern; fließen; folgen; auslaufen; gipfeln; kulminieren; sichergeben)
resulteren; uitvloeien in; uitkomen bij-
uitvloeien in werkwoord (vloei uit in, vloeit uit in, vloeide uit in, vloeiden uit in, uitgevloeid in)
-
uitkomen bij werkwoord
-
führen (verweisen; hinweisen; überweisen; ausschicken; weisen; senden; einweisen; lenken; leiten; geleiten; schicken; hinüberschicken; herüberschicken)
-
führen (einstellen; eingeben; installieren; starten; einführen; einbauen; einspeisen; initiieren; eintippen; einsetzen; importieren; hineinstecken; inaugurieren)
-
führen (registrieren; indizieren; indexieren; erfassen; eintragen; gliedern; festhalten; einschreiben)
-
führen
snel bewegen-
snel bewegen werkwoord
-
Conjugations for führen:
Präsens
- führe
- führst
- führt
- führen
- führt
- führen
Imperfekt
- führte
- führtest
- führte
- führten
- führtet
- führten
Perfekt
- habe geführt
- hast geführt
- hat geführt
- haben geführt
- habt geführt
- haben geführt
1. Konjunktiv [1]
- führe
- führest
- führe
- führen
- führet
- führen
2. Konjunktiv
- führte
- führtest
- führte
- führten
- führtet
- führten
Futur 1
- werde führen
- wirst führen
- wird führen
- werden führen
- werdet führen
- werden führen
1. Konjunktiv [2]
- würde führen
- würdest führen
- würde führen
- würden führen
- würdet führen
- würden führen
Diverses
- führe!
- führt!
- führen Sie!
- geführt
- führend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor führen:
Synoniemen voor "führen":
Wiktionary: führen
führen
Cross Translation:
verb
Cross Translation: