Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: zusammenfalten

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: zusammenfalten

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. zusammenfalten:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor zusammenfalten (Duits) in het Nederlands

zusammenfalten:

zusammenfalten werkwoord (falte zusammen, faltest zusammen, faltet zusammen, faltete zusammen, faltetet zusammen, zusammengefaltet)

  1. zusammenfalten (falten; umfalten; falzen)
    vouwen; opvouwen
    • vouwen werkwoord (vouw, vouwt, vouwde, vouwden, gevouwd)
    • opvouwen werkwoord (vouw op, vouwt op, vouwde op, vouwden op, opgevouwen)
  2. zusammenfalten (falten)
    samenvouwen
    • samenvouwen werkwoord (vouw samen, vouwt samen, vouwde samen, vouwden samen, samengevouwd)
  3. zusammenfalten (falten)
    toevouwen
    • toevouwen werkwoord (vouw toe, vouwt toe, vouwde toe, vouwden toe, toegevouwen)
  4. zusammenfalten (zusammenklappen)
    dubbel vouwen
    • dubbel vouwen werkwoord (vouw dubbel, vouwt dubbel, vouwde dubbel, vouwden dubbel, dubbel gevouwen)
  5. zusammenfalten (falten; zusammenlegen)
    dubbelvouwen
    • dubbelvouwen werkwoord (vouw dubbel, vouwt dubbel, vouwde dubbel, vouwden dubbel, dubbelgevouwen)

Conjugations for zusammenfalten:

Präsens
  1. falte zusammen
  2. faltest zusammen
  3. faltet zusammen
  4. falten zusammen
  5. faltet zusammen
  6. falten zusammen
Imperfekt
  1. faltete zusammen
  2. faltetest zusammen
  3. faltete zusammen
  4. falteten zusammen
  5. faltetet zusammen
  6. falteten zusammen
Perfekt
  1. habe zusammengefaltet
  2. hast zusammengefaltet
  3. hat zusammengefaltet
  4. haben zusammengefaltet
  5. habt zusammengefaltet
  6. haben zusammengefaltet
1. Konjunktiv [1]
  1. falte zusammen
  2. faltest zusammen
  3. falte zusammen
  4. falten zusammen
  5. faltet zusammen
  6. falten zusammen
2. Konjunktiv
  1. faltete zusammen
  2. faltetest zusammen
  3. faltete zusammen
  4. falteten zusammen
  5. faltetet zusammen
  6. falteten zusammen
Futur 1
  1. werde zusammenfalten
  2. wirst zusammenfalten
  3. wird zusammenfalten
  4. werden zusammenfalten
  5. werdet zusammenfalten
  6. werden zusammenfalten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zusammenfalten
  2. würdest zusammenfalten
  3. würde zusammenfalten
  4. würden zusammenfalten
  5. würdet zusammenfalten
  6. würden zusammenfalten
Diverses
  1. falt zusammen!
  2. faltet zusammen!
  3. falten Sie zusammen!
  5. zusammengefaltet
  6. zusammenfaltend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zusammenfalten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dubbel vouwen zusammenfalten; zusammenklappen
dubbelvouwen falten; zusammenfalten; zusammenlegen
opvouwen falten; falzen; umfalten; zusammenfalten
samenvouwen falten; zusammenfalten Rollup ausführen
toevouwen falten; zusammenfalten
vouwen falten; falzen; umfalten; zusammenfalten
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
samenvouwen reduzieren

Synoniemen voor "zusammenfalten":


Wiktionary: zusammenfalten

Cross Translation:
FromToVia
• zusammenfalten → plooien ↔ fold — make the proper arrangement (in a thin material) by bending

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0305 seconde
Page rendered in 1.0 seconds